Posts tonen met het label invloed. Alle posts tonen
Posts tonen met het label invloed. Alle posts tonen

donderdag 1 december 2022

Cantré

 https://sfcdt.wordpress.com/2021/10/03/

 

De prenten van Jan Frans Cantré zijn echter veel minder van kwaliteit dan van Jozef Cantré, de oudere broer staat in een Gentse traditie van Jules De Bruycker en Cecile Cauterman, een karikaturaliseren van de volksmens, waar bij De Bruycker misschien nog enig mededogen te bespeuren valt, is dat bij Cauterman helemaal verdwenen, ze doet dit ook niet met ideologische bedoelingen zoals een George Grosz, maar ‘als stijl’ en vanuit de hoogte, typische vrouwelijke fijngevoeligheid. Bij de oude Cantré komt daar nog een eenvoudiger lijnvoering bij kijken, een clichématig werken met de houtsnede, waardoor de prenten een louter lokale betekenis overhouden – is Jozef Cantré een meester, en in veel prenten zelfs de meester van Masereel, dan is Jan Frans Cantré een académicien – alhoewel ook hij veelbelovend begonnen is – ergens moet hij geblokkeerd geraakt zijn, wie in het eigen milieu blijft, wordt al te dikwijls veroordeeld tot een kooi.

vrijdag 11 november 2022

Tinus Vermeersch

Invloed JDB: 

Tinus Vermeersch | Hopstreet Gallery

 https://www.hopstreet.be/artists/tinus-vermeersch/


Tinus Vermeersch (b. 1976) is a ‘Belgian Archaist’, an artist who has applied the literary technique of ‘a conscious imitation or adoption of style, words, phrases or expressions belonging to a certain period’ to the visual arts.
His works look as if they could have been made in the 16th, 17th, 18th or even 19th century (think of the heavenly landscape paintings by Roeland Savery, the landscape etchings by Hiëronymus Cock, or the Ghent etchings by Jules De Bruycker) because their tiny, delicate movements of a drawing or painting hand and their archaic style bring to life imaginary landscapes with mythical creatures (half-man/half-bird/half-tramp/half-monk) in a time that seems to be out of sync with normal time.

Tinus Vermeersch (°1976) is een ‘Belgische Archaïst’, een kunstenaar die de literaire techniek van ‘een bewuste navolging of overneming van stijl, woorden, zinswendingen of uitdrukkingen die in een

bepaalde periode thuishoren’ op de beeldende kunst heeft toegepast.

 

Zijn werken zien eruit alsof ze gemaakt zouden kunnen zijn in de 16de , 17de, 18de of zelfs 19de eeuw (denk aan de paradijselijke landschapsschilderijen van Roeland Savery, of de landschapsetsen van

Hiëronymus Cock of zelfs ook de Gentse etsen van Jules De Bruycker), doordat ze met hun kleine fijne bewegingen van een tekenende of schilderende hand en in een archaïsche stijl imaginaire

landschappen met fabeldieren (half mens/half vogel/half zwerver/half monnik) tot leven wekken in een tijd die buiten de normale tijd lijkt te staan.

Van zodra ik een werk van Tinus zie, word ik meegezogen in een meditatieve ruimte waarin de existentiële esthetische ervaring van het landschap die een wisselwerking tot stand brengt tussen de

mens en het landschap (zie: Ton Lemaire, ‘de vermenselijking van het landschap, de verlandschappelijking van de mens’), hier – net zoals bij Thierry De Cordier – onder de handen van een landschapskunstenaar als Tinus Vermeersch tot leven wordt gewekt. Waarom zouden anders al zijn figuren in die oude hooioppers verdwijnen?

Anders dan in een mogelijke nostalgische lectuur van zijn werken, grijpt Vermeersch hier niet terug naar elementen uit het oude Vlaamse landschap (de hooiopper) en de Oude Vlaamse kunst (Savery,

De Cock, De Bruycker... Schilderijen /Etsen /Keramische werken /Grisailles) om een niet-bestaand glorierijk Vlaams kunstverleden terug op te roepen, maar om de wezenlijke band tussen de mens en

zijn natuurlijke omgeving op zijn minst in de kunst terug op te roepen. De geborgenheid die de natuur zou kunnen bieden en de mentale rust om aan de ik-fixatie te ontsnappen, is een artistiek antidotum,

een vorm van lyriek die niets met escapisme te maken heeft, maar alles met het noodzakelijke verlangen naar een nieuw evenwicht tussen mens en natuur.

dinsdag 18 januari 2022

JDB invloed

 In de galerie van De Koolputten in Waasmunster heeft de Hamse kunstkring ID-Collectief een fraaie tentoonstelling opgebouwd onder de noemer Ik en de Ander – De gulzigheid in de blik van het (zelf)portret. Daarin gaan onder andere Luc Verbist en Herman Claus uit Hamme en Patrik Rogiers uit Lokeren de confrontatie aan met gereputeerde kunstenaars als Paul Delvaux, Jules De Bruycker en James Ensor. De tentoonstelling is vrij toegankelijk t.e.m. 27 maart.(Jan Van De Velde)


Laatste Nieuws 18.1.2022.







Patrik Rogiers exposeert zelfportret in De Koolputten

WAASMUNSTER/LOKERENIn De Koolputten in Waasmunster kan je tussen 16 januari en 27 maart een bezoek brengen aan de expo ‘Ik en de ander’. Lokeraar Patrik Rogiers toont er zijn zelfportret tussen andere zelfportretten van klinkende namen als Paul Delvaux en James Ensor.


zaterdag 20 maart 2021

Auguste Brouet

 JDB vraagt inzage in de boeken over Forain, Brouet en Brangwyn.

"In Brouets werk moge men geen diepzinnige physiologie bespeuren, (waarom zoekt men altijd meer dan de schoonheid alleen), het is echter van een fijnheid en distinctie, die den gevoeligen opmerker doen kennen. Het is als van iemand die ons, als wij met hem wandelen, telkens even doet stilstaan om ons op een pittoresk geval te wijzen, of onze aandacht te vragen voor een aantrekkelijk figuurtje, voor een groepje menschen of wat niet al.  “

R.W.P.Jr. (1922). August Brouet bij Van Wisselingh en co. Amsterdam. Elseviers Geïllustreerd Maandschrift32, 139–141. https://www.dbnl.org/tekst/_els001192201_01/_els001192201_01_0081.php



JDB is niet de enige in die tijd die wandelt en tekent met aandacht voor pittoreske scènes. Het verschil zit vaak in de humor. 


Boutitie, Gaston (1923). Auguste Brouet : catalogue de son oeuvre gravé. précédé d'une étude de Gustave Geffroy. Paris: G. Boutitie


Auguste Brouet (1872-1941) was een Franse etser en boekillustrator.

Auguste Brouet 
 Rond 1902 begon hij om de originele etsen, soms grotere stukken in kleur, vaker kleinere werken in zwart-wit te bedenken, zoals de groeiende trend op het moment was.

In de jaren 1920, zijn etsen kwam onder een sterke vraag zowel in Frankrijk als in de Verenigde Staten, in de nasleep van de Print Revival . Op dat moment, hij produceerde ook een aanzienlijke hoeveelheid boekillustraties. Deze periode van voorspoed eindigt met de Grote Depressie , waaruit de printmarkt nooit helemaal hersteld. Brouet stierf in 1941 in armoede.


Biography + werken

Brouet a laissé plus de quatre cents estampes. Il subit l'influence de Rembrandt dont il s'inspire fortement pour sa technique de gravure. Il puise ses sujets dans les milieux populaires et notamment dans le village de Montmartre avec ses prostituées, danseurs, cirques, intérieurs modestes, etc.
Graveur d'interprétation au début de sa carrière, il traduit dans le cuivre, en noir ou en couleur, les œuvres de peintres comme Rembrandt, Velasquez, Watteau, Chardin, Turner, Millet, Corot, Whistler4 ou Woog5. Il illustre de nombreux livres dont ceux de Joris-Karl Huysmans (La Bièvre et Saint-Séverin6, Le Drageoir aux épices7, Marthe8), Francis Carco (Jésus la Caille9), André Suarès (Le Livre de L’émeraude10).

La Bièvre et Saint-Séverin: (Brouet)




Paris, Editions de l’Estampe, 1924. In-4, II-125p. Ouvrage en feuilles sous chemise et double emboîtage de l'Editeur. Illustré de 27 eaux-fortes originales dont 6 h.-t. par Auguste Brouet. Tirage limité à 210 exemplaires. Celui-ci, 1 des 20 exemplaires de tête sur Madagascar avec une suite des eaux-fortes et des Etats. [Talvart IX-310 et Carteret IV.212]. Bon état.

 

Le célèbre auteur lors de ses promenades restitue une image disparue de ces quartiers corrompus par les agents immobiliers et la furie dévastatrice de l’aménagement urbain. Notre réédition inclut bien la reproduction des eaux-fortes d’Auguste Lepère qui illustrait l’ouvrage d’origine.
Un témoignage poétique et poignant d’une grande ville désormais disparue. À lire et relire à l’heure où Paris subit encore une grande vague de métamorphose. On peut encore parcourir les rues de ces quartiers, le livre à la main.
Cet ouvrage n’a pas connu d’édition papier depuis la fin du XIXe siècle.

 

 


zondag 7 maart 2021

René De Coninck en JDB

Ons Erfdeel. Jaargang 20 · dbnl

https://www.dbnl.org/tekst/_ons003197701_01/_ons003197701_01_0101.php?q=Jules%20de%20Bruycker#hl1

Om dieper te kunnen doordringen in de waarden van het persoonlijke artistieke levenswerk van René De Coninck zijn een paar objektieve gegevens en gebeurtenissen uit het leven van deze man mede interessant en belangrijk. Hij verbindt met name de geest van een stad als Oostende (Bredene) - hoe vaag dit ook moge klinken - met een mentaliteit als die van Antwerpen. In zijn jeugd en jonge jaren betekende Oostende voor deze kunstenaar geen ijdel begrip. Immers, hij kende er bijvoorbeeld James  Ensor, Constant Permeke en Leon Spilliaert, om de meest bekende te noemen, en, in het begin van de jaren dertig, kwam hij, op de Akademies van Brussel en Antwerpen,terecht bij leraars zoals Jean Delville, Louis Peeters en Jules De Bruycker. Hij bleef ten slotte in Antwerpen wonen en werd er vanaf 1946 leraar op de Akademie. Het zou geen zin hebben zijn boeiend en prachtig etswerk te willen kenmerken enkel en alleen door te verwijzen naar Ensor en De Bruycker, maar de origines van deze kunstenaar pleiten in elk geval willens nillens voor hem. Vanaf de jaren zestig begon hij zowat overal in Europa te eksposeren; beter laat dan nooit, zoals bij vele andere grote Vlaamse kunstenaars.


Jan D’Haese (2002)

https://pallieterke.advn.be/pdf/2002/20020717_057_029.pdf 




  Ons Erfdeel. Jaargang 16 · dbnl

René De Coninck heeft iets van Ensor en van zijn leraar Jules De Bruycker, wanneer hij zich in zijn zeflportret in een dwarreling van figuurtjes afbeeldt, geblinddoekt de hele omringende toestand bekijkend. En illustreert Georgette Tanghe in haar voortreffelijke Uilenspiegellito's niet op een even virtuoze wijze het speelse, guitige en meteen tragische dat ons allen als mens doortrekt en dat de kunstenaar paroxistisch beleeft op het moment van zijn scheppen?  





woensdag 3 maart 2021

Brouet



Pieck

 R.W.P.Jr. (1922). Grafisch werk van Anton F. Pieck. Elseviers Geïllustreerd Maandschrift32, 141–144. https://www.dbnl.org/tekst/_els001192201_01/_els001192201_01_0081.php

 

 

Grafisch werk van Anton F. Pieck.

Juist ter vergelijking en als tegenstelling leek het mij niet onaardig om naast Brouet, het werk van een jongen Hollander te bespreken, van Anton Pieck. Ook deze beschikt over een bijzondere handvaardigheid en smaak. Hij teekent vlug en vlot, merkt het meest markante op in de dingen en zoekt dan naar de uitdrukkingswijze, die hem voor zijn visie het meest geschikt lijkt. Daarom ook etst hij zoowel in enkele lijnen als in aquatint, maakt hij houtsneden die hij soms zoo noodig met een kleurtje wat verlevendigt.

En al boeit ook hem het schilderachtige in de natuur, in plant en boom, in dier en mensch, en bekoort hem de oude bouw- en ambachtskunst, zooals wij die vinden in de kleine Duitsche steden en in België, als wij denken aan Brugge, Gent, Lier e.a., toch ziet hij ze weer op een geheel andere wijze dan Brouet. Pieck bekijkt ze, ik zou haast zeggen rustiger, meer om de decoratieve schoonheid. Zijn dieren zijn geen groepjes van grillige vogels, van spelende paarden, maar tot op zekere hoogte composities. Een houtsnede van een rijtje kippen naast elkaar is niet een weergave van een geval, maar een geheel, dat mooi is van lijn en verdeeling, decoratief van bouw en groepeering. Hij maakt zijn etsen en houtsneden dan ook dikwijls langen tijd nadat in zijn schetsboek de notities er voor ontstonden. Hij verwerkt dan in zijn gedachten het studie-materiaal dat hij verzamelde; hij schikt het en schift het tot hij het klaar voor zich ziet als ets of houtsnede. Hier hebben wij den meer bedachtzamen Hollander, die zijn indrukken eerst wat laat bezinken, om ze daarna in etsen en houtsneden om te zetten.

(…)

Hij is de kalme beschouwer, die van de oude buurtjes in Amersfoort geniet en ze ziet in hun vervallen schilderachtigheid, de afgebladderde muren, de scheef gezakte ramen, de hobbelige straatkeien.

Hij zwerft door Montfoort of Zalt-Bommel, ziet hier een trap, ginds een oud muurtje, wordt, als zooveel kunstenaars, in Rhenen bekoort door den bouw van dien prachtig, als à jour bewerkten, Cuneratoren. Voert zijn weg hem elders, dan ziet hij in Hoorn een oud winkeltje, in Heemstede een aardig poortje en ook het oude Amsterdam heeft zijn bekoring voor hem. Het zijn die grillig kronkelende grachtjes, die oude burgwallen, waarvan de huizenachterkanten in het water staan. Die gele, grijze en bruine huizen met hun aardige punt- en trapgeveltjes, die in het water van de gracht weerspiegelen, of die huizen van bruin geverfde of geöliede baksteen, zooals er langs de Prinsengracht zoo vele staan. Amsterdam biedt den genieter van schilderachtige architectuur zoo menig onderwerp. Wat heeft Wenckelbach niet een voortreffelijke penteekeningen gemaakt, aan oud-Amsterdam ontleend.

En dan onze prachtige torens, die zoo'n sierlijk silhouet tegen de lucht vormen. Werd Rembrandt niet geïnspireerd door den Westertoren, en van welk een elegantie is niet het torentje van de Zuiderkerk zooals dit boven de huizen uitsteekt, en de Montalbaanstoren, die massief als uit het water oprijst.

Voor iemand als Pieck, die gevoelig is voor het pittoreske schoon, biedt Amsterdam voortreffelijke motieven. Maar niet alleen architectuur; alles boeit hem dat teekenachtig is van lijn, dat schilderachtig is van kleurtegenstelling.

De lijnen en groeven in een oude wilg, de grillige takjes van den brem, het vreemd fantastische van een zeepaardje of van een vogelskelet zijn gegevens voor hem om iets van te maken.

(…)  Een andere reis door de oude Belgische steden rond Brugge gaf hem nieuwe onderwerpen voor zijn gevoelige teekenstift, deed hem weer aardige poortjes, torentjes, grachtjes, kerkportalen krabbelen en materiaal verzamelen om later weer in de koperplaat vast te leggen.

[p. 143]

Zijn onderwerpen, zijn wijze van werken en zien is geheel anders dan die van Brouet, en toch vertoonen beiden hier en daar verwantschap. Ook Pieck is vóór alles teekenaar, die eveneens behagen schept in een picturaal aspect en niet alleen de lijn, de contour verzorgt. Daarbij is ook hij vakman, en niet een bij toeval etsende schilder, maar iemand die al teekenende zijn werk reeds voor zich ziet, hoe het in de gebeten etslijn, of op het houtblok zich zal vertoonen.

Of Pieck's werk aan dat van anderen herinnert? Ik zou het niet direct weten en kunnen aantoonen.

“Wel, en dit spreekt van zelf, heeft hij voorliefde voor andere etsende kunstenaars, en zou ik in dit verband De Bruycker willen noemen. Misschien door het onderwerp, misschien ook door de behandeling ervan herinnert de hierbij afgedrukte droge-naald-ets van Neurenberg even aan het werk van dien knappen Belg. Ik herinner mij van De Bruycker ook een soortgelijke markt met groote parapluien, waaronder de kooplui hun waren uitgestald hadden, als een groote schilderachtige rommelzooi.”

In de eerste proeven der xylografie zouden wij niet graag een technische volmaaktheid vinden, die het werk van een Lepère kenmerkt, maar evenmin zouden wij in het werk van Lepère, Pieck of andere kunstenaars van dezen tijd bij voorkeur het primitieve zien, dat van een vijftien-d'eeuwsch bidprentje de charme uitmaakt.

Veelzijdig als hij is zal Anton Pieck de droge-naald-ets gebruiken 

[p. 144]

naast de aquatint, de gebeten lijn naast de houtsnede, al naarmate het onderwerp dit wenschelijk maakt.

R.W.P. Jr.

zondag 10 januari 2021

Fienieg: bewondering JDB

 Monday hero: Jules de Bruycker - Annette Fienieg | Kinderboek illustrator en beeldend kunstenaar

https://www.annettefienieg.nl/2020/05/11/monday-hero-jules-de-bruycker/

Annette Fienieg woont in Utrecht, en werkt als kinderboek illustrator en beeldend kunstenaar.

I have had this series , Monday hero, since november 2015, and sometimes I think I won't have a subject that week. But always in the end I come across the work of some interesting artist.
This week it is the Belgian artist Jules de Bruycker (1870-1945), an outstanding draughtsman and etcher.

vrijdag 8 januari 2021

Invloed: Ingen

Project MUSE
https://muse.jhu.edu/article/597000

"I have kept reviews of my works of this period. The principal ideas stressed in these reviews can be summarized as follows: Ingen's work contains the satyrical of George Grosz and Otto Dix, the vision of Hieronymus Bosch, the mysticism of Jules de Bruycker, a reincarnation of Pieter Bruegel-all this with a skill, mastery of form and patience typical of another era.  “

Ivan Ingen, On the Interpretation of My Drawings and Watercolours. Leonardo. MIT Press. Volume 5, Number 1, Winter 1972

Johan (Hans) van Ingen (Surabaya (Indonesië), 17 augustus 1918Zeist, 2006)

Invloed: Caralogue Henri Leys



JDB in briefwisseling met Van Herreweghe. Hij bestudeert een aantal kunstboeken (als voorbereiding voor de catalogue van Le Roy) o.a. over Henri Leys.


Henri Leys (Antwerpen 18 februari 1815 – 25 augustus 1869) :
Schilder, tekenaar en etser van historische en genretaferelen en portretten. Opleiding aan de Academie van Antwerpen (Mathieu Van Brée, Gustave Wappers en zijn zwager Ferdinand de Braekeleer sr.). Verblijft in Parijs waar hij kennis maakt met Eugène Delacroix en Paul Delaroche (1835). Bezoekt Nederland en Duitsland (1852 – 53) om er de kunst van de meesters van de zestiende eeuw te bestuderen. Schildert aanvankelijk historische gebeurtenissen gesitueerd in Antwerpen tijdens de Spaanse tijd, maar evolueert naar een meer burgerlijke thematiek van landelijke feesten en marktscènes. Rond 1839 wordt zijn werk beheerster en statischer. Zijn techniek leunt aan bij deze van de Vlaamse primitieven. Zijn invloed strekt zich tot ver buiten de grenzen uit. Gouden medaille op de Wereldtentoonstellingen van Parijs (1855) en Londen (1862). Lid van de Koninklijke Academie. In de adelstand verheven in 1862. Muurschilderingen in het stadhuis van Antwerpen (1863 – 69).


Zie Ensor over Leys:

Vlaanderen. Jaargang 59 · dbnl



Ensor boezemde heel wat afkeer in voor Vlaamse tijdgenoten, maar bij hem merken we geen afkeer voor de groten van de Vlaamse kunst! Ensor bewondert Bosch, Bruegel, Rubens, Van Dyck en Jordaens. Daar is hij heel duidelijk over; hij schrijft: ‘Sinds Bruegel, Bosch, Rubens en Jordaens is de Vlaamse kunst dood.’ En waarom is ze dood? Omdat ze nu alleen maar navolging is, ze bestaat enkel nog uit afspiegelingen en schaduwen. Maar vooral omdat de Vlaamse schilders hun wezenlijkste kenmerk verloochenen:

‘De Vlaming is niet langer kolorist. De Vlaamse kunst is niet meer: ze is dood, morsdood, het is onmogelijk dat ze niet dood zou zijn.’ (1990:101) Het hoge woord is eruit! Colorist! Een schilder moet een colorist zijn. Hij prijst trouwens ook zijn generatiegenoten die colorist zijn. Hij klasseert de schilders van zijn tijd in twee groepen: de goeden en de slechten, de coloristen en de niet-coloristen. Hij plaatst de ‘colorist’ Stobbaert tegenover Verwée, ‘de knappe Leys’ tegenover Gallait, ‘de wonderbaarlijke’ De Braekeleer tegenover ‘de erbarmelijke colorist’ Wiertz. Ensor verzet zich dus niet tegen de Vlaamse schilderkunst als zodanig. Integendeel, hij houdt lofredes op de Oude Vlaamse Meesters. Op de Breugelviering van 31 mei 1924 in Brussel houdt hij een redevoering waarin hij zegt:

‘Laat ons een ogenblik ingetogenheid in acht nemen en denken aan de grootste van onze schilders. Ja, een ogenblik stilte voor onze oude Bruegel, de meester van de verlossing, de meester-kriebelaar van de Brabantse eigenliefde, de meester-wekker van onze nationale grappen en gevulde zwanzen, de bevrijder bij uitstek, de prentenmaker waar onze kinderen zoveel van houden. Voor ons allen is hij een goede God, voor jong en oud, klein en groot, oud en modern, realist, constructeur, kubist, expressionist en co, en nog stiller vraag ik voor hem een klein viooltje en een kleine gedachte, een teken van erkenning, een artistieke ontroering, een teken van liefde, een ogenblik van grote stilte.’ (1990:129) En over Rubens is hij al even euforisch: ‘Ik aanbid Rubens, jullie Vader, de Schepper van Hemel en Aarde; ik hou van jullie roze meisjes, gekneed in rijk bloed en blonde melk.’ (1990:116) 

donderdag 26 maart 2020

Abel Faivre

 

"Zooals de opzettelijke aanklacht van een Forain veel van zijne kracht verliest in de gemakkelijke en voorbedachte galgen-humor van Abel Faivre - en tusschen beider kunst aarzelde te dien tijde die van Jules de Bruycker -, "


Abel Faivre (1867-1945), schilder, illustrator, cartoonist. 




“Nogal ongewoon, maar toch zeer pittig schilder die, in het meer moderne, met zijn werk herinnerde aan Abel Faivre, den Franschen schilder die zich op zeldzame wijze de Vlaamsche boertigheid heeft
eigen gemaakt, vond Stan van Offel zijne voornaamste uitdrukkingskracht in zijn teekenstift.”
Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 13. Nieuwe Rotterdamsche Courant juli 1924 - augustus 1925 · dbnl

https://www.dbnl.org/tekst/woes002verz24_01/woes002verz24_01_0019.php

https://gallerease.com/nl/kunstenaars/jules-abel-faivre__79c843723fdf

 

OVER DE KUNSTENAAR

Jules-Abel Faivre, geboren in 1867 in Lyon, studeerde gedurende drie jaar aan de School voor Schone Kunsten van de stad bij zijn leermeester Jean-Baptiste Poncet. Daarna studeerde hij aan de Fine Arts School van Parijs en aan de Julian Academy aan de zijde van Benjamin-Constant en Jules Lefebvre.

Schilder, portrettist, affichekunstenaar, illustrator en karikaturist, hij was vooral beroemd om zijn humoristische tekeningen waarin hij de medische gemeenschap en de bourgeoisie afbeeldde. Hij was inderdaad een karikaturist voor «Le Rire» en «Le Figaro». Zijn bijzondere slag en zijn schunnige humor werden opgemerkt door Alphonse Allais. Sommige van zijn karikaturen worden nog steeds gepresenteerd in het Jean Jaurès Museum van Castres.

Als vriend van Auguste Renoir die hem adviseerde, exposeerde Jules-Abel Faivre verschillende keren op de Salon de Paris met "Rêveuse" (1898), "La Vierge aux enfants" (1899), "La Femme à l'éventail" (1901), "L'Enfant au livre" (1906) en "Portrait de Maurice Donnay" (1907).

Tijdens de tentoonstelling van 1894 in Antwerpen werd hij beloond met een medaille van de derde klasse, en vervolgens een eremedaille op de tentoonstelling van Lyon in 1897 met "Retour de Wagram". In 1900, tijdens de Wereldtentoonstelling, kreeg ik een eervolle vermelding en werd in 1906 onderscheiden als Chevalier de la Légion d'honneur.

Zijn reputatie kreeg hij vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog toen hij propagandaposters maakte die de Fransen aanmoedigden om oorlogsinspanningen te steunen.

Hij werd een van de oprichters van het comité van de Salon des humoristes in 1907, waar hij na de oorlog verschillende keren exposeerde.

Hij stierf aan het Croix Valmer bij Nice en stierf op 13 augustus 1945.







  

woensdag 12 februari 2020

Illustraties

Ons Erfdeel. Jaargang 28 · dbnl

https://www.dbnl.org/tekst/_ons003198501_01/_ons003198501_01_0186.php

Jan zonder Vrees is gebaseerd op het indertijd succesvolle jeugdboek De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees. Een 15de-eeuwse vertelling (1910) van Constant De Kinder. Het is een verhaal over een Antwerpse volksjongen, die de strijd aangaat tegen het onrecht en de armoede in de middeleeuwse samenleving. Dank zij zijn buitengewone fysieke kracht blijft hij zijn belagers telkens de baas. Ten slotte wordt hij tot ridder geslagen en rijkelijk beloond voor zijn heldendaden.

Interessanter dan die helaas niet zo bijster originele plot is de artistieke vormgeving, die geïnspireerd is op meesters als Jeroen Bosch, Brueghel en Jules De Bruycker. De tekenstijl, het aangewende koloriet en niet in het minst de zeer verzorgde decors verlenen de film een unieke Vlaamse picturaliteit.

Voor dit project werkte Dirk De Paepe

[p. 729]


illustratie
‘Jan zonder Vrees’ (Jef Cassiers - Dirk De Paepe).


opnieuw samen met talrijke ex-studenten van R. Servais, o.m. met Suzanne Maes, voor wat de decorstijl betreft, met Jean Pierre Vandenbroucke en Werner Van der Schueren, die instonden voor de afwerking.

 

maandag 6 augustus 2018

Graslei

J.D.B. 047 GRASLEI 






RS: er staat iets te lezen op een huis: HIER VERHUREN VAN STEEKKARREN





De ets MARCHE AUX FRUITS GAND 1912 (047A)






Het lagere Tolhuisje (nr11) 1682 (Vlaamse Renaissance) 

tussen het :

Korenstapelhuis - het Spijker - (nr 10): oorspronkelijke uit 1200 (één van de oudste trapgevels van de wereld)
het Korenmetershuis (nr 12): het tweede gildehuis van de graanmeters, uit 1698 (Barok)

Beeld gebruikt voor affiche (Jacob Smits):





zie tekening/schets uit1902





zie ook: Maison à l'etappe

Artist: Henri Van Peteghem (Fr 1883 - 1955 Gent)
Technique: Etch
State: See pictures, some foxing
Signature:  Signed by the Artist in the print and with pencil, also named
Sale with frame: Yes
Size picture (in cm): 36 cm x  31 cm (Moet 33.5 cm x 29 cm)
Dimensions of the work: 55 cm x 47 cm 
Obtained: Auction 




zie:

VAN PETEGHEM HENRI
Henri Van Peteghem was een Frans/Belgische kunstenaar die geboren is in 1883 te Armentières/Frankrijk en die in 1955 te Gent is overleden. Hij was een shilder, tekenaar en etser. Opleiding aan de Academie te Gent. Realiseerde o.m. stadsgezichten, naakten, portretten. Was lid van de Kring Kunst en Kennis te Gent. Nam o.m.; deel aan het 47e Salon van deze Kring in 1946. Vermeld in het Lexicon van Oost-Vlaamse schilders en beeldhouwers 1700-1940 (Daniël Van Ryssel, 2008). (Piron)

Doet denken aan Jules De Bruycker

Broodzakken

  Op de broodzakken bij een 100-tal bakkers in het Gentse prijkt vanaf morgen een reproductie van een werk van Jules De Bruycker en een QR-c...