Uit de biografie (Van Parys):
Ondanks
de weinigbelovende resultaten op de Ecole Moyenne gaat Frans in 1905
over naar het Atheneum, de rijksschool voor hoger middelbaar onderwijs.
Op dezelfde school, maar aan de andere kant van de sociale barrière, zit
Richard Minne, die zich herinnert dat er ‘een sterke scheiding
(bestond) tussen de zonen van de hogere burgerij, die verfranst was, en
de zonen van de kleinburgers en ambtenaren die thuis het Vlaams - ik zal
niet zeggen het Nederlands, want het “beschaafd” bestond nog niet -
gebruikten als omgangstaal. We zaten zelfs apart in de leslokalen.’ 3
Na het eerste atheneumjaar blijkt kennelijk definitief dat Frans niet
voor hogere studie in de wieg is gelegd, want in 1906, het jaar waarin
het gezin naar de Nieuwebosstraat verhuist, laat
|
-
3
- Richard Minne in een interview met Jessurun d'Oliveira (in Scheppen riep hij gaat van Au; Amsterdam 1965, p. 87).
|
|
|
hij
zich inschrijven voor de driejarige opleiding voor typografen van de
Gentse ‘School van het Boek’, een ‘Stedelijke Ambachtsschool voor
Jongelingen’ met afdelingen voor steendrukkers en letterzetters. Jaren
later zal hij zich wel eens laten ontvallen dat het drukkersvak een van
de beroepen was waartoe hij zich vaag aangetrokken voelde, maar over
zijn typografenopleiding heeft hij nooit met een woord gerept. Toch
vormt die opleiding de achtergrond van zijn latere uitgeversambities en
bijzondere belangstelling voor de boekkunst. Bovendien verklaren de drie
jaar Boekenschool waarom hij zowel Franstalige sportvrienden uit de
bourgeoisie als Vlaamssprekende kameraden heeft, met wie hij zijn
interesse voor kunst en literatuur kan delen. Waarschijnlijk baart zijn
inschrijving op de school enig opzien, want typograaf is voor een
dokterszoon niet bepaald een voor de hand liggende beroepskeuze.
Blijkens de leerlingenlijsten behoren zijn klasgenoten zonder
uitzondering tot de lagere standen: hun vaders zijn wever, winkelier,
koetsier, krantenverkoper, voerman of douanier.
|
============================================
Uit de biografie van Maseree leren we Masereel kennen als iemand die zich al vlug prakisch politiek engageert: van het socialisme tot het marxisme.
Enkele momenten die van belang zijn voor Gent
“De man die zijn opstandigheid belichaamt, is Eduard
Anseele, boegbeeld van het Gentse socialisme".
1877: Anseele sticht de Vlaamse
Socialistische Partij
1885: Anseele helpt de Belgische Werkliedenpartij oprichten
1889: Anseele maakt deel uit van de Belgische delegatie op het stichtingscongres
van de Tweede Internationale en is voorzitter van het tweede congres, dat in
1891 in Brussel wordt gehouden.
Masereel beeldt Masereel af in de houtsnede ‘Gents Grootheid leidt haar
toekomst’ (als de volkstribuun die, zoals Artevelde in de
veertiende eeuw, de Gentenaren tegen onderdrukkers in bescherming neemt en de
weg wijst naar een betere toekomst) (Van Parys)
RS: ik zie Anseele niet echt op deze ets (checken).
 |
Gents grootheid leidt haar toekomst”. Een houtsnede. Gesigneerd, genummerd 236/750 en gedateerd 1962 buiten de plaat.
|
Deze houtsnede wordt later gebruikt als illustratie in
Aan de voet van het Belfort.
Het boek
van Achilles Mussche over de ellende die de industriële revolutie in de
textielstad Gent veroorzaakt. ‘De Vlaamse hel,’ noemt Mussche de vlasfabrieken:
“Het
is er zo laag als in een hol en de spinmolens staan opeengeperst, geen zestig
centimeter vaneen; het is er laag en broeiend heet en vochtig van het kokende
water, waarin de vlaswieken liggen te stinken en waar onophoudelijk dampen uit
walmen, dat men elkaar op een drie meter afstand niet meer ziet. En midden in
al die verhitte nattigheid en 't lawaai van de razende machines en de
walgelijke stank en de dikke mist, daar lopen waarachtig wezens heen en weer.
Zijn dat wel mensen? Het zijn vrouwen en kinders, meest vrouwen en kinders, de
vrouwen en kinders van de natte spinnerij. Zij werken daar blootvoets, druipend
nat”.
Terwijl hij Mussches boek illustreert, komt Masereel bijna
op iedere bladzijde beelden uit zijn jeugd tegen. Naamloze ellende in de blinde
stegen die ‘beluiken’ worden genoemd, arbeidersdemonstraties, confrontaties
tussen stakers en bereden gendarmerie, Anseele tijdens een van zijn gespierde
toespraken: ‘een klein, ineengedrongen man, maar zoals hij letterlijk overeind
rijst, wordt hij ineens heel groot en staat hij daar, breedgeschouderd, fors
gehouwen, als een blok graniet, uit één stuk.’14 Anseeles pleidooien voor
sociale rechtvaardigheid en zijn aanklachten tegen de schaamteloze uitbuiting
zijn de jonge Masereel uit het hart gegrepen. Vandaar dat hij meeloopt in de
grote demonstraties van die jaren, voor algemeen stemrecht en tegen
kinderarbeid - hij vertelt er niet bij of hij, zoals Richard Minne, bij het
doorkruisen van een rijke buurt de carmagnole meezong: ‘tous les bourgeois à la
lanterne!’ Dat de socialistische sympathieën van de oudste zoon thuis geen
wrijvingen veroorzaken, is typerend voor de open sfeer in het liberale gezin
Lava. De houtsnedensuite Idée - zijn versie van ‘Die Gedanken sind frei’ - zal
Masereel in 1920 opdragen aan de vrijdenker die Lava van huis uit is. (Van Parys).
PS JDB en Anseele. Zie deze
blog.
004 GENT VOORWAARTS
De
affiche van de Minardschouwburg "Revue t'onderste boven" werd
gedeeltelijk overschilderd en wordt het beeld van een manifestatie "Gent
voorwaarts" met op de achtergrond de redenaar Edward Anseele.