https://www.dbnl.org/tekst/_ons003197701_01/_ons003197701_01_0101.php?q=Jules%20de%20Bruycker#hl1
Om dieper te kunnen doordringen in de waarden van het persoonlijke artistieke levenswerk van René De Coninck zijn een paar objektieve gegevens en gebeurtenissen uit het leven van deze man mede interessant en belangrijk. Hij verbindt met name de geest van een stad als Oostende (Bredene) - hoe vaag dit ook moge klinken - met een mentaliteit als die van Antwerpen. In zijn jeugd en jonge jaren betekende Oostende voor deze kunstenaar geen ijdel begrip. Immers, hij kende er bijvoorbeeld James Ensor, Constant Permeke en Leon Spilliaert, om de meest bekende te noemen, en, in het begin van de jaren dertig, kwam hij, op de Akademies van Brussel en Antwerpen,terecht bij leraars zoals Jean Delville, Louis Peeters en Jules De Bruycker. Hij bleef ten slotte in Antwerpen wonen en werd er vanaf 1946 leraar op de Akademie. Het zou geen zin hebben zijn boeiend en prachtig etswerk te willen kenmerken enkel en alleen door te verwijzen naar Ensor en De Bruycker, maar de origines van deze kunstenaar pleiten in elk geval willens nillens voor hem. Vanaf de jaren zestig begon hij zowat overal in Europa te eksposeren; beter laat dan nooit, zoals bij vele andere grote Vlaamse kunstenaars.
Jan D’Haese (2002)
https://pallieterke.advn.be/pdf/2002/20020717_057_029.pdf
Ons Erfdeel. Jaargang 16 · dbnl
René De Coninck heeft iets van Ensor en van zijn leraar Jules De Bruycker, wanneer hij zich in zijn zeflportret in een dwarreling van figuurtjes afbeeldt, geblinddoekt de hele omringende toestand bekijkend. En illustreert Georgette Tanghe in haar voortreffelijke Uilenspiegellito's niet op een even virtuoze wijze het speelse, guitige en meteen tragische dat ons allen als mens doortrekt en dat de kunstenaar paroxistisch beleeft op het moment van zijn scheppen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten