Hij is de zoon van Émile Van Ermengem, de bacterioloog.
Nederlandstalig (vertaald)
- Kind tussen twee muren. Verhalen. Vert. door Leonard Nolens. Haarlem, In de Knipscheer, 1985. ISBN 90-6265-207-7
PS
“It is a shame that [Franz Hellens] is read less than that awful Monsieur Camus and even more awful Monsieur Sartre.”Vladimir Nabokov on Franz Hellens (in Strong Opinions).
- 'Mijn Hollanders'. In: De gids, vol. 120 (1957), afl. I, pag. 90-103
- Sluimerende lichten. Vert. door K.H.R. de Josselin de Jong. Leiden, 1948
- Henri Evenepoel. Antwerpen, De Sikkel, 1947
F. Hellens en Gent
Hellens debuteerde met En ville morte (1905), een door Jules
de Bruycker geïllustreerde, introverte en animistische roman die zich volledig
afspeelt in Gentse straten en kamers. Ook zijn verhalen in Les hors-le-vent
(1909), evenals tientallen andere verhalen én de roman Mélusine, zijn gebaseerd
op ervaringen, fantastiek en droom die rechtstreeks te maken hebben met
Hellens’ jonge Gentse jaren. Zijn autobiografie, Le naïf, verklaart hoe de
Gentse passages evolueerden naar het fantastische toe. Gent komt in Hellens’
werk voor als een ets van De Bruycker die kleur en een bizarre schoonheid
zouden hebben gekregen.
Dat de auteur ondanks zijn verblijf in het buitenland Gent
steeds heeft beschreven als bakermat van zijn werk heeft te maken met de
intensiteit waarmee hij de stad heeft ervaren. Hij zei van zichzelf dat hij
“geobsedeerd was door de stad”.
In Les hors-le-vent levert het verhaal La cuisine des fous
een merkwaardige getuigenis. De toenmalige huisbewaarder van de universiteit
had zijn woonkamer-portiersloge naast de zuilengalerij van de aula. Hellens
maakte er een Cuisine des fous van. De portier deelde de ruimte niet alleen met
een haan, een kip, enkele duiven en een kanarievogel, overdag ook met Jules
Verwest, Dessenis, Cies de Kalle alias la Cornelle (de Kraai), Jules de
Bruycker en nog anderen... Zij allen maakten van deze loge hun “standplaats”,
vooral omdat ze er gratis in de warmte konden werken en op koffie of soep bij
hun boterham werden getracteerd. De authenticiteit van deze details – in het
Gentse verhaal nochtans ficftief, verzonnen en dus absurd – was voor de auteur
doorslaggevend voor wat Léon Picard ooit Hellens’ le fantique réel noemde:
“waarheid op zichzelf fantastisch; de fantastiek bestaat dus echt ”.
Interview met Nabokov
[1970]
You once said l hat Robbe-Grillet's shifts of levels
belong to psychology-- "psychology at its best. "Are you
apsychological novelist?
All novelists of any worth are psychological novelists, T
guess. Speaking of precursors of the New Novel, there is Franz
Hellens, a Belgian, who is very important. Do you know
of him?
No, I don't. When was he active, in which period did he
write? The post-Baudelaire period.
Could you be more specific?
Hellens was a tall, lean, quiet, very dignified man of
whom I saw a good deal in Belgium in the middle thirties when I
was reading my own stuff in lecture halls for large emigre
audiences. La femme partagйe (1929), a novel, I like
particularly, and there are three or four other books that
stand out among the many that Hellens wrote. I tried to get
someone in the States to publish him-- Laughlin, perhaps-- but
nothing came of it. Hellens would get excellent reviews, was
beloved in Belgium, and what friends he had in Paris tried to
brighten and broaden his reputation. It is a shame that he is
read less than that awful Monsieur Camus and even more awful
Monsieur Sartre.
What you say about Hellens and Queneau is most
interesting, in part because journalists always find it more
"colorful" to stress your negative remarks about other writers.
Yes, "good copy" is the phrase. As a private person, I
happen to be good-natured, straightforward, plain-spoken, and
intolerant of bogus art. A writer for whom I have the deepest
admiration is H. G. Wells, especially his romances: The Time
Machine, The Invisible Man, The Country of the Blind, The War
of the Worlds, and the moon fantasia The First Men on
the Moon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten