woensdag 3 maart 2021

Van de Woestijne: Gent & JDB

 blz. 945 r. 24: Albert Baertsoen dan is, eerst en vooral, een Gentenaar. Opnieuw een zeer geliefkoosd motief in V.d. W's beschouwen en psychologisch ontleden van kunst en kunstenaars! Breedvoerig met telkens dezelfde hoofdgedachten en allerlei varianten, handelt hij over de Gentse kunstenaar in de studies over Minne, van Rysselberghe, Maeterlinck, van Lerberghe, Hellens, de Bruycker en in ‘De Leemen Torens’. Parallel toont hij in Meunier de invloed van Leuven. Men vergel. de aantek. bij blz. 70 in dl VII.



Dit opstel vond men, rijk geillustreerd, in Elsevier, 1912, I, blz. 30 en volg. V.d.W. heeft dit stuk met grote graagte geschreven; hij kende de Bruycker uit zijn romantische Gentse Jeugd en had grote sympathie voor hem. Reeds in brieven uit 1910 wordt het opstel aan Robbers toegezegd onder toevoeging van enthousiaste lof voor de etser. Een reden te meer tot schrijven is, zegt hij, dat de Br. zeer eenzaam is, dit draagt met al de kracht der ironie en het ook zeer arm heeft. Als echter in April 1911 te Amsterdam een tentoonstelling van Claus komt, laat hij een studie over diens werk voorgaan. Toen Robbers het de Bruycker-stuk ontvangen had, vond hij 't waarschijnlijk te omvangrijk, want V.d.W. schrijft hem, dat hij 't mag besnoeien; dit kan mede de oorzaak zijn, dat het pas 1912 in Elsevier kwam. Hij schreef, zegt de dichter, dit opstel ‘met wijding’ en R. kan dat zien aan het schrift: ‘hoe voller ik ben van een onderwerp, hoe meer moeite ik er mij op geef, des te kleiner ga ik schrijven. En daar kan ik nu eenmaal niets aan doen: c'est plus fort que moi’. Dit stuk werd dan ook voor een

groot deel zelfexpressie; het is een der belangrijkste documenten voor V.d. W's zogen. anarchistische tijd. Het roept daarnaast in een met prachtig brio geschreven impressionistisch proza (de Prondelmarkt! blz. 908-911) een beeld op van het Gent in het laatst der 19e eeuw. Des te verwonderlijker is het, dat hij het bij de samenstelling van ‘De Schroeflijn’ terzijde liet. Veel van dit opstel, maar ook vele boeiende aanvullingen vindt men in een serie van drie prachtige artikelen in de N.R.Ct 1922 (26 Febr. Ocht. A., 27 Febr. Av. B., 28 Febr. Av. B), stukken die een toekomstige bundeling van V.d. W's ‘Schilderboek’ dringend gewenst maken. Ook in de serie ‘Het driejaarlijksch Belgisch Salon’, speciaal nr IV (N.R.Ct 31 Aug. '22, Av. B.) komt de Bruycker uitvoerig aan de orde, maar - gelijk reeds eerder werd opgemerkt - het is twijfelachtig of deze serie van V.d. W's hand is.

 

 

Verzameld werk. Deel 6. Beschouwingen over literatuur. Het dagelijks brood I. Keur uit de brieven in dagbladen 1906-1929(1950)–Karel van de Woestijne


Notities van prof P. Minderaa. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...