Karel
Van de Woestijne, KUNST. Vlaanderen; maandschrift voor de Vlaamsche
letterkunde, jrg 4, 1906, 1906 » 1906 - Pag. 209 | Delpher
“Ik
weet niet of het nog eene gangbare meening kan zijn, dat een kunst-werk ook
waarde bezit om de mate van liefde dat het heropwekt voor eene vertrouwde
plekke gronds, een oude verblijf-plaats, het schuil-oord van vroegere droomerij
of strijd. Ik weet alleen dat ik En Ville
Morte, het lyrisch verhaal van Franz Hellens (Gand, Silfer, 1906),
hoofdzakelijk lief heb om de elf schoone teekeningen van Julius de Bruycker die het versieren, en dat ik die
teekeningen vooral bemin omdat ze vier jaar uit mijn leven oproepen”.
Is
dit de maatstaf tot een oordeel? Ik herhaal, het niet te weten. Nochtans; wie
zou, die het Gent van onder het Graven-kasteel kent, heel dat torve en stoere
„Paters-hol”, die geheimzinnige en schuwweêrbarstige, hardnekkige mieren-stad
van hoorigen en laten die, in den schaduw van ’t vervaarlijk slot waar Dirk van
Elzaten voort-leeft, haar vreemde bedrijvigheid van in de Middel-eeuwen
door-wroetelt; wie, die daar de uren van zijne avonden, toen al de klokken
tampten, in eene oude monnik-cel heeft door-gebracht; wie zou deze grootsche,
strenge, bezwerende teekeningen niet lief hebben?
En
ja: ook omdat ze grootsch, streng, bezwerend uitermate zijn, vind ik ze zeer
schoon.
De Bruycker,
uitgegaan van de lagere, hoewel tragische karikatuur, is gestegen tot de
hoogste karakteriseering, tot eene, haast rustige kunst, waarin de juiste,
de onverbiddelijke lijn zoo sober en zóo zeker is neêr-geschreven, dat ze, door
hare eigen macht ik verwaarloos met opzet de kleur, die hier, wen maan- en
nachtzichten beteekenend, te duidelijk-sprekend is, hoewel steeds schoon door
eigen wezen u de visie opdringt, ze u ’t diepste beeld in toont, ze u duidelijk
maakt wat in u vaag verdroomde. Ja, dit zijn heerlijke dingen.
En
’t verhaal zelf?
De heer Fr. Hellens (weer, om de
verfranschte opleiding, eene Vlaamsch-verloren kracht) bezit groote
hoedanigheden van stijl en poëzie. Al is zijn boek, in de fabel, jong-naïef
en glimlachwekkend-dichterlijk, en laat de gezochtheid van het beeld en t
gemaakte het Belgisch-gemaakte van den stijl er onsmakelijkheden als: „ ... la
neige ne descendit plus. Elle s’etait arretee dans Ie ciel trés haut et
brillait en milliers d'étoiles” : ik las er machtig-evocatieve bladzijden,
bladzijden vooral van kunnende liefde om wat te zeggen was. En zijn boek is
lang niet zonder beteekenis: het werk van een zeer gevoelig dichter.
—Of
is dit alles over-schatting? Ik geloof het niet.... al weet ik niet veel meer,
dan dat het in mij een oude liefde wekt. K. V. D. W.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten