Constant Permeke (1886-1952) expressionistisch kunstschilder en beeldhouwer.
1906: in Gent,
voor zijn militaire
dienstplicht maar kon avondlessen volgen aan de academie.
(Vriendschappen met als Frits Van den
Berghe, Gustave De Smet,
Henri Puvrez,
Léon De Smet,
de kunst-historicus André de
Ridder en de criticus Paul Gustaaf
Van Hecke. Sterk onder de invloed van "de prins van het Vlaamse
luminisme" Emile Claus, die te Astene verbleef, en
aangetrokken door de bekendheid van de eerste Latemse kunstenaarskolonie, rond Albijn Van den
Abeele, vestigde de groep vrienden zich te Sint-Martens-Latem).
Permeke leert het werk van JDB kennen:
Zie de tekening: Constant Permeke, Vissersvolk, 1919“Mais son séjour à l’Académie de Gand lui ouvre les yeux et il développe sa propre vision de la vie et de l’art. Son intérêt pour les petites gens est éveillé lorsqu’il découvre les eaux-fortes de Jules De Bruycker dans son atelier. En 1905, il a aussi l’occasion de voir au casino d’Ostende des oeuvres d’Eugène Laermans et de Jakob Smits. Ses contacts avec le critique André De Ridder et l’historien de l’art Paul-Gustave Van Hecke vont encore lui ouvrir des horizons artistiques nouveaux. Au Patershol, où Permeke séjourne avec une pléiade d’artistes, il fait la connaissance de Frits Van den Berghe et de Gustave De Smet”
Walther Vanbeselaere heeft als conservator van het KMSKA groot werk van Constant Permeke aangekocht, maar ook een tekenblad gevuld met volksfiguren, 1919 gedateerd en nu te zien in het MDD.
“Een merkwaardige tekening door de op- en neergaande beweging, figuren die bijna karikaturaal Jules De Bruycker-achtig zijn weergegeven, een meesterschap tonend door met een simpele lijnvoering volume en ambiance te bewerkstelligen. “
In een brief aan Hippolyte Daye (waarschijnlijk:
(17/2/1924). Daye kent Permeke o.a. uit hun verblijf in Engeland (WO1).
JDB schrijft: Wat een herrie heeft de tentoonstelling van
Permeke veroorzaakt.
“Que chambard - l'exposition de Permeke a causé.
Quand à celle-ci je l’ ai trouvé admirable! Quel tempérament !”
In een brief van Langui aan JDB
“’t Is trouwens niet de eerste maal dat ik een dette d’ honneur jegens U af te korten heb. Ik denk altijd met plezier en een tikje fierheid terug aan een klein evenement, dat U zeker reeds lang vergeten zijt: ik werd destijds door een gepensioneerde majoor in La Flandre Liberale levend gevild, omdat ik met de leerlingen van het Institut De Kerckhove naar een tentoonstelling van Permeke was geweest. Het eenige woord van goedkeuring, dat ik destijds kreeg, kwam van U … ongevraagd maar recht uit het hart.”
Uit: Artistieke Bohème.doc - artistiekeboheme.pdf
“Later leerde hij Frans Masereel de etstechniek aan in het atelier van de jongere artiest. Frits Van den Berghe (1873-1939) die in 1906-1907 een atelier betrok in de infirmerie aan de Trommelstraat, legde hier met Permeke (1886-1952), de gebroeders De Smet en Albert Servaes de basis van de tweede groep van Latem.”
PS Constant Permeke - Tussen geweld en compassie (OKV )
"In de jaren 1920 en 1930 werd de toen al helemaal volwassen kunst van Permeke nog afgedaan als barbaars, brutaal, vormloos en duister. Voor de notarissen en artsen die kunst kochten was de keuze tussen een landschap van De Saedeleer en een werk van Permeke snel gemaakt. Wie wou trouwens die boeren en vissers met te grote handen en tronies in huis? Dat belette het jonge Paleis voor Schone Kunsten niet al in 1930 150 werken (van 1912 tot 1930) van de meester te tonen. Luc en Paul Haesaerts stelden toen dat Permeke schilderde “zoals het volk zou schilderen indien het belangstelling had voor kunst” en “hij gaat tewerk met zijn kleuren zoals een boer die zijn land omspit, hij bemest het oppervlak met het geloof en de vrees van de landman.”
Hoe conceptueel moet men dat nu opnemen? Permeke schreef op 18 januari 1930 een brief aan PSK-directeur Charles Leirens (1888-1963): “Een retrospectieve Permeke zal u niet elk jaar tonen! (…) Kunst heeft wel niets te maken met leeftijd, maar voor mijn 40 jaar is het een mooi resultaat voor mijn werk, de inhoud en variatie. Het feit is zeldzaam. (…) Ik moet nog zo lang mogelijk werken en rustig blijven.” Dat laatste was profetisch want Permeke kreeg nog heel wat tentoonstellingen in het Paleis voor Schone Kunsten, in 1933, 1936, 1937, 1939,1944 en 1947. En in 1938 toonde men er zelfs werk van zijn zoon, John Henry Permeke.
Constant Permeke, Vissersvolk, 1919
http://users.skynet.be/bk212103/permeke_constant.html
Constant Permeke pose les fondations de l’expressionnisme flamand au départ d’Ostende. Il nourrit initialement de l’admiration pour le luminisme Émile Claus et l’imite. Mais son séjour à l’Académie de Gand lui ouvre les yeux et il développe sa propre vision de la vie et de l’art. Son intérêt pour les petites gens est éveillé lorsqu’il découvre les eaux-fortes de Jules De Bruycker dans son atelier. En 1905, il a aussi l’occasion de voir au casino d’Ostende des oeuvres d’Eugène Laermans et de Jakob Smits. Ses contacts avec le critique André De Ridder et l’historien de l’art Paul-Gustave Van Hecke vont encore lui ouvrir des horizons artistiques nouveaux. Au Patershol, où Permeke séjourne avec une pléiade d’artistes, il fait la connaissance de Frits Van den Berghe et de Gustave De Smet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten