RS: Later (1910) zal Karel Van de Woestijne schrijven dat hij “een brok van een prachtboek” vertaald heeft van de jonge Gentse schrijver Franz Hellens. Hij looft de roman omdat Gent er voorgesteld wordt in een “haast-hallucineerende suggestie”. Het bleef bij plannen.
Mieke Musschoot, Verschuivingen en Ontgrenzingen:
Op 3 november 1910 (of 1911) schrijft Karel van de Woestijne aan Herman Robbers, redacteur van Elsevier’s geïllustreerd maandschrift, dat hij ‘een brok [vertaalt] van een prachtboek door een jong Gentsch schrijver, Franz Hellens.
In dit boek, zo voegt hij eraan toe, ‘wordt de avond in Gent heerlijk opgeroepen. Het is zeer hooge kunst van haast-hallucineerende suggestie.’1
Hij biedt zijn vertaling, met illustraties, ‘die geheel klaar zijn, en die eveneens denavond te Gent evoqueeren,’ voor publicatie in Elsevier’s aan. Hij zou er ‘overschrijver en teekenaar, eene inleidende nota’ bij bezorgen. In een volgende brief aan Robbers zegt Van de Woestijne dat hij het stuk in een ander tijd-schrift zal plaatsen en dat hij voor Elsevier’s aan het uitwerken is wat hij over de illustrator van Hellens’ boek, Jules de Bruycker, wou schrijven. Dat is ook de laatste keer dat het plan in de correspondentie met Robbers nog ter sprakekomt.
Een zeer indringende, lange bijdrage over DeBruycker is wél verschenen in het aprilnummer 1912 van Elsevier’s, mét daarin verwerkt een klein fragment van de vertaling van Hellens’ ‘Les soirs de Gand’ uit de novellebundel Les Hors-le-Vent, die dateert uit 1909.
Ook Van de Woestijne werd in het Frans opgevoed, zoals vrijwel alle zonen en dochters uit de betere kringen in die tijd. Zijn middelbare studies deed hij evenwel niet bij de Jezuïeten maar aan het Gentseatheneum, waar hij sterk onder de invloed kwam van enkele Vlaamsgezinde leraren. Maar hij heeft, als ‘een bevoorrecht getuige’3 uitvoerig over zijn Franstalige generatiegenoten bericht in tal van opstellen en essays. Veel van die teksten zijn bekend.
Veel van wat niet gebundeld werd door Van deWoestijne zelf werd door P. Minderaa opgenomen in de door hem verzorgdeeditie van Van de Woestijnes Verzameld werk. Maar er is nog veel dat nauwe-lijks aandacht heeft gekregen en dat onopgemerkt is gebleven in de uitge-breide journalistieke bijdragen die de dichter, vanaf 1906 tot zijn dood in1928, schreef als Brussels correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Cou-rant. Minderaa maakte voor het Verzameld werk slechts een selectie. Het verzamelde journalistieke werk is uitgegeven in vijftien delen tussen 1986 en1995 door Ada Deprez en bevat nog een rijke bron aan onbestudeerd materiaal, zoals ook al werd opgemerkt door Frans de Haes.
Ik blijf eerst nog even stilstaan bij de vriendschappelijke relatie tussen de twee vrienden Hellens en Van de Woestijne, die elkaar vóór het uitbreken van de oorlog geregeld ontmoetten, niet alleen in Gent maar ook in Brussel, en die samen lange gesprekken over literatuur voerden.
(Musschoot)
VDW is de kronikeur van Belgische kunstenaars.
In het symbolismenummer van het tijdschrift Vlaanderen wordt ze een ‘Pléiade’ genoemd: ‘Zeven auteurs, geboren in Vlaanderen maar met Frans als moedertaal.’2
Hun vaderland is Vlaanderen en zij bezingen het in het Frans: een intrigerende paradox waar velen zich blijvend over verwonderen. Er zijn twee schrijvers uit Antwerpen: Georges Eekhoud (1854-1927) en Max Elskamp (1862-1931) en vijf Gentenaren, van wie er maar liefst vier werden gevormd in het jezuïetencollege Sainte-Barbe: Franz Hellens (1881-1972), Maurice Maeterlinck (1862-1949), Charles van Lerberghe (1861-1907) en Georges Rodenbach (1855-1898). Die laatste is niet een echte Gentenaar maar een klasgenoot en boezemvriend van Emile Verhaeren (1855-1916) in het Sint-Barbaracollege. Van de Woestijne zelf heeft aan de beroemde namenreeks vaak nog die van Gregoire Le Roy toegevoegd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten