zaterdag 15 december 2018

ons Erfdeel Richard Minne & JDB


"Wat Maurice Roelants ooit schreef over de wrange dichter Minne, die ‘onvolkomen verre neef van Brueghel’, is even goed op De Bruycker zelf van toepassing, nl. dat hij ‘altijd de partij kiest van het mislukte, altijd eerst het tegendraadse, het lamme en het gebochelde ziet, en doorheen de kleurigheid en de spot een grenzeloze melancholie belijdt voor het ongerijmde en onvolkomene in het menselijk bestaan’.(10) Typisch Gents? Ook Achilles Mussche heeft daar, in zijn essay Gent en zijn etser-teekenaar Jules de Bruycker met nadruk op gewezen... De Bruycker blijven vastspijkeren op de karikaturale overdrijvingen van zijn debuutjaren zou dus onjuist en onbillijk zijn. Want het zou betekenen dat men moedwillig wenst voorbij te zien aan de hele verdere evolutie die De Bruycker als tekenaar heeft doorgemaakt (en zijn evolutie als etser liep daar volkomen parallel mee)." (Ons Erdeel)


(9)
karel van de woestijne, ‘Dagboek van den Oorlog (nov. 1915)’, in Verzameld Werk, A. Manteau, Brussel, 1950, dl. VIII, pp. 635-636.
(10)
In de inleiding tot Richard Minne, Wolfijzers en schietgeweren, Manteau, Antwerpen, 19883, p. 45.
[p. 699]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...