woensdag 12 december 2018

Masereel en Verhaeren

....schrijft Guilbeaux op 18 augustus in de brief aan Emile Verhaeren waarin hij zijn vriend aanbeveelt:
U herinnert zich nog wel mijn vriend Frans Masereel, de jonge Gentse artiest wiens talent u hebt erkend. Tijdens ons bezoek in St. Cloud heeft hij u Les usines en een ‘Vlaams’ gedicht uit ‘Toute la Flandre’ laten zien. Hij had het plan opgevat om 15 à 20 gedichten van u te illustreren met houtsneden. Een uitgever hier in Genève, die prachtige kunstuitgaven heeft, Sonor, me du Stand (uitgever van Pages d'Art) is bereid het boek uit te geven. Wilt u Vallette iets laten weten, zodat Sonor het met hem eens kan worden over een regeling voor de auteursrechten. Ik hoop en geloof dat u zult willen instemmen met dit project van een artiest die een verbluffend goed inzicht in uw werk heeft.2
Uit de verwijzing naar het bezoek in St. Cloud blijkt dat Masereel zich vergist als hij later beweert dat hij zijn landgenoot Verhaeren nooit heeft ontmoet, ‘hoewel ik heel jong al, vanaf mijn zestiende, een van de weinige Gentenaren was die zijn boeken kochten.’3 De dichter heeft geen bezwaar tegen de Geneefse uitgave, en op 23 november schrijft Masereel hem dat hij samen met Guilbeaux een definitieve keuze van vijftien gedichten heeft gemaakt - ‘Ik hoef u niet te vertellen hoe gelukkig ik me voel, nu ik deze fragmenten van uw werk mag illustreren.’4
Interessant is de keuze van de gedichten, omdat ze Masereels meest opvallende affiniteiten met Verhaerens poëzie illustreert. Behalve in de verbondenheid met het Vlaanderen van ‘Les vieux maîtres’ komen die ook aan het licht in het natuurgevoel van ‘Soir religieux’, de sensualiteit van ‘Les spectacles’ en de sociale bewogenheid van ‘Les pauvres’, ‘Les usines’ en ‘Le tribun’ - een gedicht dat Masereel in gedachten moet hebben als hij in 1918 de eerste prenten van 25 Images de la passion d'un homme snijdt:
Enfant, il a grandi sur le trottoir des villes / en un faubourg lépreux, livide et convulsé, / où des hommes rageaient de se sentir serviles / toujours et prisonniers des vieux passés.5
Twintig jaar later zullen met ‘Le tribun’ verwante taferelen ook nog opduiken in Du noir au blanc, de suite die George Grosz niet ten onrechte als ‘Verhaeren in Holzschnitt’ bestempelt.
Wegens de oorlogsomstandigheden komt de bibliofiele editie Quinze poèmes d'Emile Verhaeren pas in juni 1917 in de handel, maar uit de brief van Guilbeaux blijkt dat de tien houtsneden bij
[p. 57]
‘Les usines’ evenals de illustraties bij een van de gedichten uit ‘Les Flamandes’ al in 1914 of 1915 in Parijs zijn ontstaan. In een lyrisch nawoord noemt Octave Uzanne de jonge Vlaming een waardig opvolger van de houtsnijders uit de 15de en de 16de eeuw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...