maandag 5 april 2021

Richard Minne: en stad bezoeken

 “Een stad te bezoeken, daar hebt ge niet veel aan, als ge uzelf niet kunt voorliegen. Straten en huizen, straten en huizen. Ge moet iedere straat, ieder huis in u hebben. Ieder dak, ieder venster, ieder stoep. Met de menschen die daarachter hun eindje leven verbeuzelen.

 

Zooniet is 't overal 't zelfde. Verboden richting, belasting op de balcons, éénheidsprijzen en export-bier.

Zie beslist af van elke logica en werp u hals over kop in de fantazie. En desnoods in de sentimentaliteit. Al de rest zijn vermomde cijfers en thesissen, die kraken van droogte.

Er komt een oogenblik dat een stad afgedaan heeft voor u. Twee nieuwe autobuslijnen werden ingeschakeld, aan iederen hoek staat een publieke telefooncel, de voornaamste straat werd omgedoopt naar den naam van een of ander meneer, die verdienstelijk geweest is in zijn tijd en door den koning van Siam werd gedecoreerd. En dan?

Dat hoeft ge niet eens te weten. Een stad is een stuk van uw eigen verleden. Een verweerd opschrift, een dag met regen of zon, een oploop, een draaiorgeltje op een verlaten plein. 't Is voldoende.

De synthetische geesten, die soms medelijdend mochten glimlachen, moeten mij maar eens binnen twintig jaar komen spreken.  

 

https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php 

 

Minne, R. (1939). Aanteekeningen van een Gentenaar door Richard Minne. In E. De Bom (Red.), Vlaandren, o welig huis". Zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien (pp. 71–91). Wereldbibliotheek. https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php

 


“Die liedjes, dat is een hoofdstuk apart. Een soort anonieme poëzie, die god weet van waar kwam opgedoken, zonder burgerlijken stand of pedigree. Ergens van achter een hoek of uit een venster, dat halfopen staat. Gansch onverwacht, gelijk een waaiende struik op den muur van een vergeten afbraak.Bij elke gebeurtenis was er een liedje. Het slenterde langs de straten, zoo maar op goe-valle-'t uit. Gelijk een epidemie.

Sommige van deze liedjes zijn gebundeld. Maar men zingt ze niet meer. Zij hebben hun zin verloren, omdat ze onder den neus weg der politie moesten gezongen worden. Daarbij, ze zouden u thans moeilijkheden bezorgen. Want er is de politieke vrijheid en de andere. De andere, die ge niet goed kunt omschrijven en die misschien niets anders is dan de vrijheid uw indrukken eruit te flappen gelijk ze u op de tong komen. Met uw eigen taal, die u past gelijk een handschoen. De vrijheid der gepeperde dosis. Die zit nu achter de tralies.” (Minne 1939: 80). 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...