vrijdag 16 april 2021

Catalogus


Auteur: EECKHOUT, PAUL
Titel: Jules De Bruycker Schilderijen, akwarellen, tekeningen
Omschrijving: Gent, Museum voor Schone Kunsten, 1970. 23 x 16,8 cm, ingenaaid. Heel mooi, genummerd exemplaar; dit ex; wordt verkocht samen met het tentoonstellingsaffiche, 60 x 29 cm, gevouwen.

Pégoud

  

We hebben ons laten inenten tegen Corona in de ADOLPHE PÉGOUDLAAN.

In de brieven aan Van Herrewege (zie Huys) schrijft JDB: 
“Pour ce qui concerne l’artiste De Bruycker, veuillez m’indiquer une après-midi pour causer et régler cette situation. J’ai beaucoup réfléchi - surtout pendant la nuit -  car dormir était devenu une chose impossible. Dans mes rêves je me sentais lancé dans l’éternité et mon lit était comme l’aéroplane de Pégoud (*) ... plus le vertige! Comment retrouver mon équilibre?” 
Wie was Charles Pégoud (1889-1915)? 
Hij sloot met zijn vliegshow de Wereldtentoonstelling af (3.11.1913). 
Gentse straatzangers maakten er een liedje van: 


En Pégoud die ès goan vlieghe
Meê z’n nieuwe vliegmachiene
Iest op zijne rugge, dan op zijnen buik
En zuu vliegt hij de piesten uit...
 
En Pégoud die goat omhuuge
Ezuu vliegt hij de pieste(n) uit!”.
Om zijn kunsten te goan tuugen
Ierst op zijne rugge
Tons op zijne buik,
Zu vliegt hij die pie’ste uit 
 
In Pegoe gao naor omhuuge
Om zijn kunste te vertuuge
Iest op zijne ruggene 
Toens op zijnen buik
 
 
 
 
In september 1913: het einde van de Gentse Wereldtentoonstelling. 
Op 3 november apotheose met de stuntvlieger Adolphe Pégoud (de luchtvaart was nog geen tien jaar oud). Vliegdemonstraties werden populair. 
En op 1 september 1913 was het eerste acrotoestel van Pégoud klaar waarmee hij demonstraties gaf. 
En op 20 oktober las men dan ook in de krant “Adolphe Pégoudde kranige, stoutmoedige Franse luchtvlieger, die gans de wereld in verbazing bracht door met het hoofd naar beneden te vliegen en thans te Wenen zijn buitelingen vertoont, komt binnenkort naar Gent. De aangegane onderhandelingen zijn gelukt. Er zijn enkel nog enige punten van ondergeschikt belang te regelen. Gent zal dus na Parijs, Londen en Wenen de looping the loop in aeroplaan te aanschouwen krijgen”.
Op 1 november 1913 kwam Adolphe Pégoud met een  Blériot XI in Gent aan. 
Iets na 11 uur steeg Pégoud op. Eerst vloog hij rond het plein. Daarbij voerde hij zwenkingen uit die de toeschouwers deden rillen. Men dacht dat hij ieder ogenblik ten gronde ging storten. Na een derde maal kreeg men evenwel de indruk alsof die toeren heel natuurlijk zijn. Zo elegant en schijnbaar zonder moeite werden ze uitgevoerd.  Op sommige ogenblikken zweefde het vliegtoestel zijdelings rechtstandig en men vroeg zich af hoe het mogelijk was dat de machine niet als een baksteen neerplofte en de vliegenier verpletterde. Na enige tijd steeg de vlieger hoger. Ongeveer op 1000 m gekomen deed hij letterlijk een acrobatische saut périlleux die de vogels beschaamd maakte, door met de wielen vooruit het toestel te doen klimmen en het met een zwenking te doen kantelen, zodat hij met het hoofd omlaag hing. Terwijl hij in dezelfde richting doorvloog bracht hij zich weer in de normale toestand. Zulks deed hij tot acht maal alsof het kinderspel was en telkens verwekte hij nieuwe, luidruchtige geestdrift bij de menigte. “
Een wild enthousiaste reporter schreef in “De Gazette van Gent” van 4 november:
“Hij doet op die duizelingwekkende hoogte (1.000 meter) eene buiteling op zichzelf, vliegt in spiraal, volvoert op indrukwekkende wijze “loopings de loop”, schommelt op zijn beide vleugels, en beschrijft een drijfvlucht. Pégoud buitelt met zijn aéroplaan, en vliegt met het hoofd naar onder, alsof het kinderspel ware. Tot zeven maal toe heeft Pégoud dezen verbazenden “tour de force” uitgevoerd. Het zijn verbazende tuimelperten die iedereen kiekenvleesch doen krijgen”.
Nooit werd zo’n menigte te Gent gezien.Van het gebeuren werd een film opgenomen met een téléobjectief Pathé, die vertoond werd in de Pathé-schouwburg.  
De Gentse straatzangers hadden al vlug een liedje gecomponeerd dat in het geheugen bleef hangen:
En Pégoud die ès goan vlieghe
Meê z’n nieuwe vliegmachiene
Iest op zijne rugge, dan op zijnen buik
En zuu vliegt hij de piesten uit...
 
En Pégoud die goat omhuuge
Ezuu vliegt hij de pieste(n) uit!”.
Om zijn kunsten te goan tuugen
Ierst op zijne rugge
Tons op zijne buik,
Zu vliegt hij die pie’ste uit 
 
In Pegoe gao naor omhuuge
Om zijn kunste te vertuuge
Iest op zijne ruggene 
Toens op zijnen buik
Dat niet iedereen zo enthousiast was met de manifestatie, blijkt uit een schrijven van 12 november 1913 van notaris Hebbelynck aan de voorzitter van de aëroclub de Breyne:
“ Mijnheer de Breyne, 
Twee van mijn pachters, Auguste Van Autrève en Jean De Cock, wiens hoeve in de onmiddellijke omgeving van het Sint-Denijsplein is gelegen, kwamen me hun beklag doen over de schade die werd aangericht op hun land bij de vlucht van Pégoud. Ze zeggen zelfs dat sommigen van hun buren reeds schadeloos zijn gesteld. Ik neem de vrijheid om uw tussenkomst, als voorzitter van de Aero Club te vragen om hun een schadevergoeding toe te staan voor het geleden verlies. 
Hoogachtend, 
(get.) Notaris Hebbelynck.”
1914: oorlog breekt uit en Pégoud verongelukt. 
Alleen nog de Adolphe Pégoudlaan in Sint-Denijs-Westrem herinnert aan zijn show, ondanks dat die in ieders memorie verankerd bleef als een laatste herinnering aan de Belle Epoque.
Geciteerd uit: 
De stuntdemonstratie van Adolphe Pégoud te Gent | Luchtvaartgeschiedenis.be | Historie Vliegtuigen, piloten, incidenten, locaties | Vliegtuig geschiedenis
 
https://luchtvaartgeschiedenis.be/content/de-stuntdemonstratie-van-adolphe-p%C3%A9goud-te-gent 
 
Richard Minne: 
Rond die jaren moet daar ook de automobiel bijgekomen zijn. (Ik sta niet in voor de chronologische orde.) En een tijdje later de vliegmachine.Hier, op Port-Arthur, kregen we zelfs Farman (In 1908 richtte Henri Farman een vliegtuigfabriek op RS). 
Gansch de stad, groot en klein, recht en krom, fantasten en sceptici, erheen.
Boven de hoofden der officieelen zag men gedurende twee seconden iets verschijnen en weer verdwijnen.
Het bewijs was geleverd. Maar de indruk was mager. Ik herinner me zelfs niet of daar een liedje op gemaakt is, gelijk op de prestatie van Pégoud, later.
 
Die liedjes, dat is een hoofdstuk apart.
Een soort anonieme poëzie, die god weet van waar kwam opgedoken, zonder burgerlijken stand of pedigree. Ergens van achter een hoek of uit een venster, dat halfopen staat. Gansch onverwacht, gelijk een waaiende struik op den muur van een vergeten afbraak.
Bij elke gebeurtenis was er een liedje. Het slenterde langs de straten, zoo maar op goe-valle-'t uit. Gelijk een epidemie.  
 
Emmanuel de Bom, \Vlaandren, o welig huis\. Zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien · dbnl
https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php








dinsdag 6 april 2021

litho

 


De Saegher schreef artikel in Petite revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre.

Hij vroeg JDB een vier litho's te maken naar Marché au Beurre

Maar JDB bleek niet enthousiast te zijn over het genre en stopte ermee....


Permalink:
https://lib.ugent.be/catalog/ser01:000356483
Titel:
Petite revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre.
Uitgever:
Gand : s.n., n.d.



R. De Saegher, 'J. De Bruycker'. Petite revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre.

, jrg 3, nr 17 (15.09.1902) 141-142. 

maandag 5 april 2021

Minne: De Leie

 Van op de hooge brug

Van op de hooge brug onder den kroonlantaren,
is alles, nu gezien, zoo anders dan het was
toen wij den tragen avond gingen tegenvaren,
of spraakloos onder de elze zaten in het gras.

De Leie en lijkt ons maar een landelijk rivierken,
een wandelende streep, en wat traag water toe,
met aan iederen draai een waaiend populierken,
een half-verdronken ponte, een schilder en een koe.

Hier langs de straten is ’t zoo triestig en het regent.
Maar ginder is de nieuwe maan al opgestaan.
Waarom nu elk van u de Leie niet gezegend?
Meneer van de Woestijne heeft het vóór-gedaan.

Of wist ge ’t niet: dat Jezus ’t veer kwam overzetten,
(de lelie drijft, alwaar zijn riemslag heeft verpoosd),
en dat men tot zijn glorie, onder de gloriëtten,
des Zondags aan een matig prijsken paling roost?

Richard Minne (1891-1965)
uit: In den zoeten inval (1927)

Richard Minne: en stad bezoeken

 “Een stad te bezoeken, daar hebt ge niet veel aan, als ge uzelf niet kunt voorliegen. Straten en huizen, straten en huizen. Ge moet iedere straat, ieder huis in u hebben. Ieder dak, ieder venster, ieder stoep. Met de menschen die daarachter hun eindje leven verbeuzelen.

 

Zooniet is 't overal 't zelfde. Verboden richting, belasting op de balcons, éénheidsprijzen en export-bier.

Zie beslist af van elke logica en werp u hals over kop in de fantazie. En desnoods in de sentimentaliteit. Al de rest zijn vermomde cijfers en thesissen, die kraken van droogte.

Er komt een oogenblik dat een stad afgedaan heeft voor u. Twee nieuwe autobuslijnen werden ingeschakeld, aan iederen hoek staat een publieke telefooncel, de voornaamste straat werd omgedoopt naar den naam van een of ander meneer, die verdienstelijk geweest is in zijn tijd en door den koning van Siam werd gedecoreerd. En dan?

Dat hoeft ge niet eens te weten. Een stad is een stuk van uw eigen verleden. Een verweerd opschrift, een dag met regen of zon, een oploop, een draaiorgeltje op een verlaten plein. 't Is voldoende.

De synthetische geesten, die soms medelijdend mochten glimlachen, moeten mij maar eens binnen twintig jaar komen spreken.  

 

https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php 

 

Minne, R. (1939). Aanteekeningen van een Gentenaar door Richard Minne. In E. De Bom (Red.), Vlaandren, o welig huis". Zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien (pp. 71–91). Wereldbibliotheek. https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php

 


“Die liedjes, dat is een hoofdstuk apart. Een soort anonieme poëzie, die god weet van waar kwam opgedoken, zonder burgerlijken stand of pedigree. Ergens van achter een hoek of uit een venster, dat halfopen staat. Gansch onverwacht, gelijk een waaiende struik op den muur van een vergeten afbraak.Bij elke gebeurtenis was er een liedje. Het slenterde langs de straten, zoo maar op goe-valle-'t uit. Gelijk een epidemie.

Sommige van deze liedjes zijn gebundeld. Maar men zingt ze niet meer. Zij hebben hun zin verloren, omdat ze onder den neus weg der politie moesten gezongen worden. Daarbij, ze zouden u thans moeilijkheden bezorgen. Want er is de politieke vrijheid en de andere. De andere, die ge niet goed kunt omschrijven en die misschien niets anders is dan de vrijheid uw indrukken eruit te flappen gelijk ze u op de tong komen. Met uw eigen taal, die u past gelijk een handschoen. De vrijheid der gepeperde dosis. Die zit nu achter de tralies.” (Minne 1939: 80). 

Daumier

Honoré Daumier, Het drama (ca 1860) (oil on canvas)