dinsdag 16 februari 2021

Zot Sofietje



A0030 'T ZOT SOFIETJE





Onderaan kan ik lezen: 'Klein Turkije te Gent' en 'Sint Niklaaskerke te Gent': 1916 (checken)


Andelhof, E. (1942). Galerij van Gentsche Typen. Gent,. Bond der Oostvlaamsche Folkloristen.

 

32 kleurrijke straatberoemdheden uit het 19de-eeuwse Gent worden hierin voorgesteld zoals Fliepe de Skamoteur, Zot Sofietje, Siesken de Gistmarchand, Bertje de Mestraper, Karelke Waeri, Pruuke Dossche, De Burgemeester van 't Zieklien, Lotsuure, Moustache Ramon enz. Die bekende, extravagante types uit het Gentse volksleven (marchands, kunstenmakers, artiesten, zonderlingen, …) worden nauwgezet maar ook met veel liefde en humor geportretteerd. Er zijn zeer veel verwijzingen naar Gentse straten, pleinen en winkels. 
Zo leveren deze gevarieerde portretten een ludieke schets van het Gentse 19de-eeuwse volksleven met typen die zijn “heengegaan met al die schoone gebruiken uit vroeger dagen, die door het moderne leven voor goed zijn verdreven”. (http://literairgent.be/lexicon/auteurs/andelhof-emiel/)



VRAAG EN ANTWOORD  Antwoord op de  vraag  van  de  Heer  R.  Brullez  over  Zot  Softetje  en  andere  Gentse  typen.  (Gh.  T.  1983- Nr.  4- p.  234)

 

“Het is ongeveer vijf en dertigjaren geleden dat zij op het "eiland" Akkergem, te Gent, bij de "Koölkappers" werd ingelijfd. De inwoners van Akkergem worden immers, zooals men weet, "Koolkappers" genoemd. 't Is daar dan ook dat wij "Zot Sofietje" leerden kennen. Zij moet dan zoowat ongeveer veertig jaar oud geweèst zijn. 

 

Sofietje was niet groot. Ze had een nogal vrienddijk en niet onaardig aangezichtje, In haar vinnige, zwarte oogjes lag er een scherpe blik, die wel een zekere dosis sluwheid verried. Haar vlugge tred, met korte pasjes, deed haar door de voorbijgangers onvermijdelijk opmerken. Het was een typisch straatfiguurtje, door jan en alleman gekend. 


Sofietje was altijd op dezelfde manier gekleed. Ze droeg een langen, bijna sleependen rok, die met een mantel uit Schotsche stof façon tailleur een "complet" moest vormen. Op het hoofd had zij een of ander raar hoedje van steeds meer dan overjaarsch model, en dat was altijd met een takje bloemen versierd. Om de hedendaagsche kieederdrachten scheen ze zich echter weinig te bekommeren, en wij denken dat ze het verschil tusschen de vier jaargetijden niet heel en al kende.


 Zooals men te Gent zegt : "Ze was altijd geiijk Madam Verbeke, 's Zondags gelijk in de weke". 


Gelegenheid om haar tegen te komen was er te over. Ze drentelde veel op straat rond. Maar als men ze zoo zag afkomen, kon men bij een eerste ontmoeting ze niet dadelijk in een of andere categorie thuis wijzen. Was het een handelaarster, een huishoudster of een bediende? Ze was een soort apart, dat zag men wel. Doch weinig Gentenaars wisten dat Sofietje eigenlijk een rentenierster was, dat ze leefde van een soort pensioen. Ze stond, naar het schijnt, onder voogdij. Er was voor haar door iemand gezorgd, zoodat ze zonder kommer, een regelmatig, stilleventje kon slijten. Het was eigenlijk een "sloorke", dat bij vreemde lieden inwoonde. 

 

Sofietje had een zonderlinge kinderachtige manier van doen. Dat had de ondankbare, spotzieke Gentsche schooljeugd al gauw opgemerkt, en ze vond er een schelmsch genoegen in haar na te bootsen, en ze te plagen, haar te omringen, en luidruchtig langen tijd te volgen. Het is van de schooljeugd dat ze de naam van "Zot Sofietje" heeft gekregen. Hoe dikwijls, rond den tijd van het uitgaan der scholen, kon men niet zien dat bengels haar aanspraken met een vertrouwelijk-ondeugend : "Bonjour, Sophie!"en met haar dan een praatje sloegen, totdat, ten slotte, de plagerij haar te hard werd en ze grammoedig de bende, die haar omstuwde, met haar paraplu bedreigde. Dan stoven die kwajongens uiteen als een vlucht musschen, en riepen haar van verre nog eens na! Dan kon Sofietje zeer kwaad kijken, en grommend, tegen de omstanders zeggen "dat het een schande was". 


Wanneer ze in de middenstad langs het voetpad stapte, bleef Sofietje dikwerf aan de groote uitstalramen staan en stond ze zich daar op straat parmantig in de ruiten te spiegelen. Zeker is 't dat Sofie fier, en zelfs wat hoovaardig was. Ze zag gaarne schoone kleederen. Het gebeurde soms wel, als ze een mooi toiletje zag, dat ze voor de jonge dame staan bleef. En... "0, que vous êtes belle" zei dan bewonderend en misschien wel afgunstig de arme sukkel. Bij guur winterweer was Sofietje als overladen met bont en pels. Ze droeg dan altijd een overgroeten mof, waar ze haar handen in stak. Haar moffel wist ze meestal ook met een fleuretje te garnieren. Ook een regenscherm, die zoo oud leek als zij zelf, hoorde vast bij haar toilet. 


Niet alleen als 't regende, ook bij zonnige zomerdagen liep ze met dien paraplu rond; dan droeg ze hem profijtig in haar armen als een pasgeboren kind, maar als 't nood deed, wist ze hem tegen de spotters als een wapen te gebruiken. Spot voelde ze altijd scherp aan. "Zot Sofietje" was veel in de groote warenhuizen, in den "Bazar" en in den "Innovation", te zien. Daar had zij de zonderlinge gewoonte zich bij de verkoopsters aan te bieden als tusschenpersoon van een of ander weldadigheidsorganisme en ze bedelde er, in een typisch Vlaamsch taaltje doorspekt met Fransche woorden, om ledige doosjes. 


 Men gaf ze haar bereidwillig. Tot op zekere dag, ik weet niet om welke reden, er een verbod moet zijn gekomen, want ze kreeg er geen meer. Anders, een doosken, en een blommeken, en Sofietje was het gelukkigste mensch van de wereld. Want Sofietje zag ook gaarne bloemen, zoowellevende als gemaakte. Bij zomerweer kon men haar 's Zondags ontmoeten met seizoenbloemen op 't kleed vastgespeld. Die kreeg ze dan bij de bloemenverkoopsters op den Kouter. Nu was het een takje jasmijnen, dan weer een hortensia of een fuchsia! Zeker is 't dat zij een zonnebloem zóu opgespeld hebben, had zij er eene kunnen bemachtigen, of had een of andere spuiter haar ze in de hand gestopt. Bij uitzonderlijke omstandigheden was haar bloemenopsmuk navenant. 


Toen de wereldtentoonstelling van Gent, den 26 April1913, samen met de Floraliën haar deuren opende, had Sofietje de plechtigheid aangevoeld en liep ze rond, hare borst op overdrevene wijze met bloem..'!n allerhande opgesierd. Bij den laatsten prijskamp nog van bloemenkweekers van 18 Juli 1937 op den Kouter gehouden, met den eersten Zondag van de Gentsche Kermis, wandelde ze er preutsch rond met een overgroóten opgespelden Dahlia-cactus.. 


Zij was ook zeer koningsgezind. Ter gelegenheid van de honderdste verjaring van de Belgische Onafhankelijkheid, drentelde ze fier rond in de Kuip van Gent, op zoo'n zonderlinge wijze uitgedost dat zij de aandacht van al de wandelaars op zich trok. Op hare borst had zij "en cocarde" het portret van de Koninklijke familie gespeld, en daarbij een overgrooten strik in de Belgische kleuren. Ook haren hoed had ze met een groot driekleurig lint versierd. Iedereen keek er naar, en moest lachen. Eens beweerde ze zelfs dat ze op het punt was geweest vermoord te worden, omdat zij Koning Albert bij haar onderdak had gegeven. Zij vertelde ook dikwijls dat men haar had willen bestelen. 


Eenige jaren geleden was zij onverdraaglijk en onuitstaanbaar geworden. Dan werd zij als kostgangster in 't Hof van Sint Antoon, het oud-vrouwkenshuis, opgenomen. En nu is ze sinds drie jaren bij den Heer.     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...