Over de etskunst schrijft Permeke – die JDB
goed kent – een brief aan zijn zoon die wou etsen of graveren. Hij moedigt hem
aan maar kan het toch niet laten zijn principe te herhalen, met name dat “origineele
teekeningen het wèl halen bij n'importe welk procédés die altijd maar métier
zijn, afkooksels van de spontane uitdrukking welke, zoo klinkt het zóó botst
het direct en spasmodisch geboren worden. Crêatief.’ (brief 13.12.1943) (Van
den Bussche 1986: 289). In dezelfde brief levert hij verdere commentaar op
Ensor in het bijzonder (en van de weeromstuit geldt die opmerking ook voor de
hele etsccultuur). Permeke waardeert het werk van Ensor, maar hij verwijt Ensor
dat hij te veel exemplaren heeft laten drukken om “den kalant” te bevredigen: “Men
moet de tirage kunnen beperken en daarnà de clichés vernietigen - om de waarde
aan de goeie épreuven of hun waarde te behouden” (Van den Bussche 1986: 289).
Van
den Bussche, Willy (1986), De brieven van Constant Permeke aan zijn
zoon. Paul. Vlaanderen. Jaargang 35 (1986). Dbnl:
https://www.dbnl.org/tekst/_vla016198601_01/_vla016198601_01_0064.php
Geen opmerkingen:
Een reactie posten