zondag 5 april 2020

Emile Langui

Emile Langui (1940) - in de Vooruit - schrijft: “Niemand maar dan ook absoluut niemand, die het nog in zijn kop zou halen om over de ontzaglijke beteekenis van dezen kunstenaar te discussieeren, anders dan met eerbied en lof. En toch bekleedt de man niet de plaats die hem toekomt in de hedenaagsche constellatie der kunstenaars (Wat hem duidelijk steenkoud laat en voor de toekomst geen sikkepit beteekenis heeft!)”. De reden voor Langui is duidelijk: “men weet er eenvoudig geen weg mee”. Het artikel eindigt met een uitspraak van JDB over zijn gezondheid: “L’oeil est bon et la main ne tremble pas”. (uit mijn inleiding)


==============================================
Wikipedia:
Vanaf 1933 schreef hij wekelijks in de Vooruit over kunst. Hedendaagse kunst zoals kubisme en futurisme kwamen ruim aan bod en hij bekeek alles door de lens van zijn socialistische overtuigingen en zijn antifascistische opinies.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog trad hij toe tot het onafhankelijkheidsfront, nauw verwant met de communistische partij. In september 1943 werd hij gearresteerd op verdenking tot het Verzet te behoren, maar kwam weer vrij. Hij nam deel aan de gevechten voor de bevrijding van Gent, Zelzate en Terneuzen. Hij begon onmiddellijk artikels te publiceren waarin hij de terugkeer naar België aanmoedigde van de door de nazi's ontvreemde kunstwerken.


UIt interview met Florquin

U bent dan ook kunstcriticus geworden aan het Gentse dagblad ‘Vooruit’.
[p. 221]


Dat is weer door een louter toeval gekomen. Ik behoorde tot een groep jongeren die voor alle kunsttakken, zowel voor de muziek als voor de literatuur en de film, tot de avant-garde behoorde. Onze god was Sovjet-Rusland, omdat de meest doeltreffende experimenten in Rusland en ook een beetje in Duitsland werden gedaan. Nu was de kunstcriticus van Vooruit eerder reaktionair. Op zekere dag verschijnt er in het blad een dityrambisch artikel over de schilder baron Courtens. Dat zat me hoog en ik stuur een antwoord naar Vooruit met als titel ‘De groentesoep van Courtens’. Vooruit neemt het artikel op maar daarmee was de vaste criticus helemaal niet gediend. Hij ging zijn beklag maken bij Gust Balthasar, die hoofdredakteur was, en zei: ‘Dat kan ik niet dulden. U hebt te kiezen: hij of ik.’ Balthasar antwoordde dat de lezers recht hadden de twee klokken te horen maar de gevestigde criticus vond dat ik geen klok was maar een voorhamer. Dan heeft Balthasar de knoop doorgehakt en gezegd: ‘Goed, ik neem de jongere.’ De moderne tendens van Vooruit werd wat later nog versterkt toen Gustaaf van Hecke direkteur van de krant werd. Gustaaf van Hecke, die een der medestichters was van de Socialistische Jonge Wacht, had zich tot dan toe in Brussel aktief met kunstzaken beziggehouden. In 1929 was de grote krisis uitgebroken met als gevolg de finale krach voor Sélection, Variétés, l'Epoque, d.w.z. voor alle avant-garde-schilderijen. Alles werd openbaar verkocht voor een appel en een ei: je kocht toen zonder moeite een Frits van den Berghe voor 75 frank en een ets van Paul Klee voor 5 frank.
Toen Gustaaf van Hecke hoofdredakteur werd, heeft hij dadelijk Frits van den Berghe als tekenaar aangeworven en verder op een uitstekende équipe een beroep gedaan: Gaston Crommen, Richard Minne, Achilles Mussche, Richard Declercq, André de Ridder, Nico Rost, e.a. Iemand als Johan Daisne begon daar zijn carrière ook al als film-



specialist. Het is deze groep die de beruchte pagina Het Geestesleven opstelde en die bladzijde had zo een sukses dat ook vele niet-socialistische intellektuelen het zondagsblad van Vooruit kochten. Dat is een bijzonder prettige samenwerking geweest. We mochten alles schrijven in de volledigste vrijheid. We waren erg kombattief en niet altijd even ortodox maar toch werden er nooit direktieven gegeven. Desondanks zat er een zekere eenheid in ons streven en dat kwam wel omdat we mekaar geregeld ontmoetten en urenlang diskussieerden.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Heinrich Zille

  De Bruycker is perhaps to Ghent what the slightly older and more emphatically political artist Heinrich Zille was to Berlin. (Goddard: 27)...