Rolweg: kantwerksters of spellewerkers aan het werk in de Rolweg.
Guido Gezelle, Dichtwerken (deel 1 en 2) · dbnl
https://www.dbnl.org/tekst/geze002fbau01_01/geze002fbau01_01_0792.php
[Spellewerkend zie 'k u geerne]
Spellewerkend zie 'k u geerne,
vingervaste, oudvlaamsche deerne;
die daar zit aan 't spinnen, met
't vlugge allaam, uw kobbenet.
Vangen zult g' ... hoe menig centen
in die looze garenprenten,
die gij neerstig, heen en weêr,
krabbelt, op uw kussen neêr?
Schaars genoeg om licht en leven,
schamel dak en doek te geven
u, die kanten wijd en breed
werkt aan 't koninginnenkleed.
[p. 260]
Vangen zult ge, o, schatten geene;
maar mijn hert, dat hebt ge, kleene,
vast gevangen in den draad,
dien gij van uw' stokken laat.
Geren zie 'k uw lantje, al pinken,
nauwe een leeksken olie drinken,
en u, 't bolglas doorgebrand,
volgen, daar ge uw' netten spant.
Spellewerkster, wat al reken
spellen zie 'k u neêrwaards steken
in uw kussen, slag op slag,
meer als ik getellen mag!
‘Ieder steke maakt me indachtig
hoe men 't hoofd van God almachtig’
zegt ge, ‘en tot zijn bitter leed,
vol van scherpe doornen smeet.’
‘En ik rake, alzoo 't voorheden
altijd mijns gelijken deden,
eerst mijn hoofd, een' spelle in d'hand,
eer ik ze in mijn kussen plant.’
Zingen hoore ik u, bij 't nokken
met uw' honderd spinnerokken,
wijls een lied wel, lieve: och laat
mij eens hooren hoe dat gaat!
En zij zong, de maged mijne,
't liedtje van Heer Alewijne,
hoe, vol wreedheid ongehoord,
's konings dochter hij vermoordt.
[p. 261]
Dan, den ‘telling’ zong zij mede,
na des spellewerkers zede,
‘Een is een,’ dat oud gezang,
van wel dertig schakels lang.
Zingt mij nog, mijn lieve kleene,
van de Moeder maged reene,
van sinte Anne, die gij dient,
als uw' besten hemelvriend.
Zong zij dan, al twee drie hoopen
stokken deur malkaar doen loopen,
weêr een liedtjen, op den trant
van heur spellewerkend hand:
‘Reine maged, wilt mij leeren,
na verdienste uw' schoonheid eeren,
die, van Gods gena verrijkt,
versch gevallen snee' gelijkt.
Onbevlekt zijt ge, en gebleven
reine maged, al uw leven:
wit als snee' zoo, Moeder mijn,
laat mij, laat mijn handwerk zijn.
Laat mij, een voor een, de vlassen
webben aan malkaar doen wassen,
die ge mij beginnen zaagt,
te uwer eere, o Moeder Maagd!
Onbevlekte, nooit volprezen,
laat 't begin en 't ende wezen,
van al 't gene ik doe en laat,
als dit maagdelijk gewaad.
[p. 262]
Dan, wanneer mij garen, stokken,
webbe en al wordt afgetrokken,
zoete lieve-Vrouw-ter-snee',
spaart mij van 't onendig wee!’
9-1-1893
Chrysanthemen, hofsch gegroei,
dat den winter komt beschimpen,
met het glimpen
en den gloei
van uw kakelbont gebloei!
Chrysanthemen, wit en rood,
blauw en bruin, en geel- en valuw,
peersch en paluw,
kleen en groot,
zad van verwe, en derf als dood.
Chrysanthemen, fijn geplooid
zijn de riemkes, zijn de snaren
van uw' blâren;
en gemooid,
of er goud ware op gestrooid.
Chrysanthemen, te allen kant
steken, scherpgevind, de vonken
uwer lonken
al ons land,
spijts den winter, heel in brand.
Chrysanthemen, zot gemutst,
kroes van hare of lang van stressen,
al in klessen
saamgedutst,
of verkloerijd en verklutst.
[p. 263]
Chrysanthemen, gij zijt recht
schoone, als 't zonneweêre u zegent,
maar, beregend,
hangt ge, oprecht,
lijk bij dranke, en scheef gevrecht.
Chrysanthemen, in Japan
houdt men wijdag te uwer eeren,
's jaars twee keeren;
alleman
droomt en dicht van u, alsdan.
Chrysanthemen, menigwerf
mocht ik uw' gedaante aanschouwen
op den blauwen
fijnen scherf,
mat van 't eeuwig mesgekerf.
Chrysanthemen, weêr 'k u vrij
levend, of geschilderd vinde;
welbeminde
blommen, gij
herontwekt het herte mij.
Chrysanthemen, heidendsch kruid,
Katharinendag staan open
al uw' knopen:
eer ik sluit,
weest haar toegewijd! - 't Is uit.
(Aan Jos. Samyn)
22/23-11-1890
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Daumier
Honoré Daumier, Het drama (ca 1860) (oil on canvas)
-
Constantinus De Bruycker (1823-1896), een neef van de vader van JDB en een kunstschilder met een zekere reputatie (hij participeerde aan de ...
-
D.135 ALBUM "SITES ET VISIONS DE GAND" checken of ik geen werken bespreek na de aankondiging van het verschijnen van...
-
Hotel Ganda Wanneer Karel van de Woestijne ca. 1910 uit Brussel op bezoek kwam naar Gent, logeerde en at hij in het hotel-restauran...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten