dinsdag 2 juli 2019

Lodewijk De Vriese Onder de Draeke


Lodewijk de Vriese (1848-1932) publiceert heel wat literair-folkloristisch werken  gewijd aan Gent en aan Gentse figuren. Hij debuteerde met Een paar halve laarzen met dubbele zolen (1865).

De Vriese wordt getypeerd als “onverbeterlijke lollekensheer”. Zijn humor blijkt uit werken als Onder de wekkeringe : een resem brokskens Gentsch leven door ’t Volk bijeengegaard door Loderwijk De Vriese (1925). De wekkeringe verwijst naar de beiaard van het Belfort en “eronder slapen” naar de gevangenis. Het verhaal werd verteld dat men geen echte Gentenaar kon zijn zonder ooit eens onder de wekkeringe geslapen te hebben. De Vriese schreef ook de bundel Onder de draeke (1928).








In dat werk beschrijft Lodewijk de Vriese hoe iemand die Gent uit 1825 zou opschrikken van het Gent uit 1925.

“Honderd jaar geleden was Gent nog niet de groote handels- en nijverheidsstad der 20e eeuw. Zij telde destijds ternauwernood 70.000 zielen. Thans is hare bevolking, de voorsteden inbegrepen, gestegen tot ruim 200.000 inwoners. Hare handels- en nijverheidsgestichten hebben eene groote uitbreiding genomen. Welvaart en voorspoed heerschen tallenkant.” (53).

1825:
“Hij leefde hier in den tijd, toen er nog geene spoorwegen bestonden en alle verkeer per diligentie of bankwagen moest geschieden.
Nu moet men geen stad te voet meer doen. Electrieke tramwegen doorkruisen de stad in alle richtingen. Honderden en honderden autos, velos, doorlopen stad en dorp bij dage als bij nachte”.
“Zij vliegen, op levensgevaar af, bliksemsnel voorbij, zonder zich te bekommeren om wat er rond hen omgaat. Het is eene drukte, ene beweging waarvan men zich geen gedacht maakt. Wij, kinderen der XXe eeuw, wij zijn reeds gewend aan al dat rijden en rotsen. Moesten echter onze vooruiders terugkeeren, zou zouden verbaasd, verbluft, verschrikt achteruit deinzen en achteruit deinzen uitroepen: - Hebben de menschen toch geen beenen meer?” (53). 


“Zeggen wij echter dat de grijze strijder met genoegen zoude gezien hebben, hoe het gansch herstelde Gravenkasteel een historisch kunstjuweel is geworden waarop wij terecht fier zijn” (54).

“Doch wat hem met geestdrift zou vervullen, diep ontroeren, dat ware het bezichtigen van den tempel aan het Vlaamsch Toneel opericht, en die de Sint Baafsplaats versiert. Door het bouwen van den Nederlandsche Schouwburg rond 1896, werd eindelijk voldoening gegeven aan de rechtmatige eischen der Gentsche bevolking. Welk verschil met de kleine, vernepen Parnassuszaal op de Houtlei, waarmede men zich honderd jaar geleden moest bevredigen.” (54).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Daumier

Honoré Daumier, Het drama (ca 1860) (oil on canvas)