maandag 19 november 2018

Zollikofer-DeVigneplan Wereldtentoonstelling.




Het Zollikofer-DeVigneplan wou van Gent een moderne stad maken en ook klaar stomen voor de wereldexpositie  van 1913. 

Het plan werd verdedigd met verschillende vormen van retoriek: infrastructuren dienen vernieuwd te worden om de verloedering van de stad tegen te gaan, de verloedering was ook de oorzaak van heel wat gezondheidsproblemen, het project zou werk verschaffen en uiteindelijk zou via het privé-iniiatief ook de woningnood opgelost worden. Kortom: het project kon verkocht worden als een poging om de levensomstandigheden van iedereen te verbeteren. 

Maar de vraag kan gesteld worden: wie zal echt profiteren van die vernieuwing? In elk geval blijkt al vlug dat immobiliënpromotoren de kans krijgen de arbeiderswijken kunnen slopen en er duurdere woningen voor in de plaats te bouwen. Het centrum van Gent wordt ingenomen door de kapitaalkrachtige burgerij (zie vooral de Vlaanderenstraat bij het Zuidstation). Faseur schrijft dat de burgerij profiteerde: "zij saneerde en flaneerde" en de "arbeider migreerde". 

Op zijn website (Gent geprent) citeert Claude Faseur een artikel uit de Gazette van Gent (20 juli 1884):

“Daar rijzen maandelijks grote winkel- en burgershuizen met gevels in imposante stijlen als paddestoelen uit de grond. De bel-etages zijn meestal versierd met fraaie balkons en erkers, die over de gehele straatlengte een indrukwekkend spel van horizontale lijnen teweegbrengen. De nabijheid van de statie doet er winkelpanden oprijzen waar voornamelijk nieuwe beroepen worden uitgeoefend zoals fotografen, hoedenmakers, brillenmakers, goudsmeden enz. Het verkeer van dienstboden, winkeljuffrouwen, kamermeiden en gouvernantes neemt er met de dag toe. De tenuitvoerbrenging van dit ontwerp van rijkdom zal de vooruitgang en de levendigheid van de stad aanzienlijk vermeerderen.”



Claude Faseur citeert een protestlied van  de Gentse volkszanger Karel Waeri  de Zollikoffer. 

Hij heeft het in dit liedje niet over de technische aspecten van het plan of over de werken, maar wel over de gevolgen die het plan had voor de arbeiders die in de onteigende arbeiderswijken woonden:



Menschen lief wat dingen is dat,

De werkman moet naar buiten,

Dat geuzengespuis, en is niet pluis,

Ze smijten 't al in gruis.



Vuile Pauline die kwam gelopen,

Recht naar mijn huis in eene vlucht,

Karel me zullen 't gaan bekopen,

Hoor 'ne keer hier, 't en is geen klucht;



Wij meugen al vertrekken,

Maar zeg eens waar naar toe?

Ze schuppen ons in den nekke,

Nog erger of Malou.



Menschen lief, enz.



Zie dat en kan ik niet verkroppen,

Wat dat ze nu met ons gaan doen.

Heel dat project van d'oliekoppen,

Dat vraagt miljoenen op miljoen;



Ze n'hênt zij maar te pakken,

Ze denken zij, da goed,

Dat 't geld met heele zakken,

Op onze rugge groeit.



Menschen lief, enz.



Zie ne keer al ons waterstraatjes

En al ons poortjes moeten er aan;

Maar dat en vult bij mij geen gaatjes,

Karel wat zegde gij daarvan?



Gij die zoo goed kunt kloppen

Toe maakt algauw een lied,

Op al die oliekoppen,

Die ons brengen in 't verdriet.



Menschen lief, enz.



'K zegge Pauline, 'k en ben geen boffer,

En 'k ben met alles licht kontent;

Maar dat ontwerp van Zollikoffer,

Is de verschooninge van Gent.



Dat spel zal ons bedienen,

Gezondheid en gemak,

'k Geloove 't, zei Pauline,

'k gevoelt in mijnen zak.






In de volgende tien stroofjes vertelt Pauline hoe slecht de gedwongen mobiliteit wel niet is voor haar verkoop (Pauline heeft een winkeltje): ze verliest haar klanten en de eetwaren die ze verkoopt, worden slecht. Uit het liedje komt duidelijk naar voor hoe negatief de gevolgen van de verfraaiing van de stad wel niet zijn voor de arbeiders. Uiteindelijk zijn de krotten die zo'n doorn in het oog zijn van de gegoede burgers, wel hun woningen. De arbeiders worden uit hun huisje, uit hun vertrouwde poortje gezet met een heleboel onzekerheid ...

Verder onderzoek naar de houding van JDB tegen het plan. 



Hij is in dit opzet geslaagd en schonk zodoende Gent haar visitekaartje: het uitzicht vanop de Sint-Michielsbrug (gebouwd in 1905) op de drie torens. De Gentenaars waren hierover niet te spreken, spottend noemde men de brug de dromedarisbrug en een kunstenaar als Jules De Bruycker negeerde deze brug halsstarrig in zijn etsen (te dateren omstreeks 1928!) die de Sint-Niklaaskerk voorstellen gezien vanaf de Sint-Michielshelling. Armand Heins daarentegen werkte met volle teugen mee aan het 'plan Braun'.

Zie: JDB begeert de Sint Michielsbrug (hoewel dat niet echt klopt, zie de vele etsen van de brug).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...