Het Zollikofer-DeVigneplan wou van Gent een moderne stad maken en ook klaar stomen voor de wereldexpositie van 1913.
Het plan werd verdedigd met verschillende vormen van retoriek: infrastructuren dienen vernieuwd te worden om de verloedering van de stad tegen te gaan, de verloedering was ook de oorzaak van heel wat gezondheidsproblemen, het project zou werk verschaffen en uiteindelijk zou via het privé-iniiatief ook de woningnood opgelost worden. Kortom: het project kon verkocht worden als een poging om de levensomstandigheden van iedereen te verbeteren.
Maar de vraag kan gesteld worden: wie zal echt profiteren van die vernieuwing? In elk geval blijkt al vlug dat immobiliënpromotoren de kans krijgen de arbeiderswijken kunnen slopen en er duurdere woningen voor in de plaats te bouwen. Het centrum van Gent wordt ingenomen door de kapitaalkrachtige burgerij (zie vooral de Vlaanderenstraat bij het Zuidstation). Faseur schrijft dat de burgerij profiteerde: "zij saneerde en flaneerde" en de "arbeider migreerde".
Maar de vraag kan gesteld worden: wie zal echt profiteren van die vernieuwing? In elk geval blijkt al vlug dat immobiliënpromotoren de kans krijgen de arbeiderswijken kunnen slopen en er duurdere woningen voor in de plaats te bouwen. Het centrum van Gent wordt ingenomen door de kapitaalkrachtige burgerij (zie vooral de Vlaanderenstraat bij het Zuidstation). Faseur schrijft dat de burgerij profiteerde: "zij saneerde en flaneerde" en de "arbeider migreerde".
Op zijn website (Gent geprent) citeert Claude Faseur een artikel uit de Gazette van Gent (20 juli 1884):
“Daar
rijzen maandelijks grote winkel- en burgershuizen met gevels in imposante
stijlen als paddestoelen uit de grond. De bel-etages zijn meestal versierd met
fraaie balkons en erkers, die over de gehele straatlengte een indrukwekkend
spel van horizontale lijnen teweegbrengen. De nabijheid van de statie doet er
winkelpanden oprijzen waar voornamelijk nieuwe beroepen worden uitgeoefend
zoals fotografen, hoedenmakers, brillenmakers, goudsmeden enz. Het verkeer van
dienstboden, winkeljuffrouwen, kamermeiden en gouvernantes neemt er met de dag
toe. De tenuitvoerbrenging van dit ontwerp van rijkdom zal de vooruitgang en de
levendigheid van de stad aanzienlijk vermeerderen.”
Claude Faseur citeert een protestlied van de Gentse volkszanger Karel Waeri de Zollikoffer.
Hij
heeft het in dit liedje niet over de technische aspecten van het plan of over
de werken, maar wel over de gevolgen die het plan had voor de arbeiders die in
de onteigende arbeiderswijken woonden:
Menschen
lief wat dingen is dat,
De
werkman moet naar buiten,
Dat
geuzengespuis, en is niet pluis,
Ze
smijten 't al in gruis.
Vuile
Pauline die kwam gelopen,
Recht
naar mijn huis in eene vlucht,
Karel
me zullen 't gaan bekopen,
Hoor
'ne keer hier, 't en is geen klucht;
Wij
meugen al vertrekken,
Maar
zeg eens waar naar toe?
Ze
schuppen ons in den nekke,
Nog
erger of Malou.
Menschen
lief, enz.
Zie
dat en kan ik niet verkroppen,
Wat
dat ze nu met ons gaan doen.
Heel
dat project van d'oliekoppen,
Dat
vraagt miljoenen op miljoen;
Ze
n'hênt zij maar te pakken,
Ze
denken zij, da goed,
Dat
't geld met heele zakken,
Op
onze rugge groeit.
Menschen
lief, enz.
Zie
ne keer al ons waterstraatjes
En
al ons poortjes moeten er aan;
Maar
dat en vult bij mij geen gaatjes,
Karel
wat zegde gij daarvan?
Gij
die zoo goed kunt kloppen
Toe
maakt algauw een lied,
Op
al die oliekoppen,
Die
ons brengen in 't verdriet.
Menschen
lief, enz.
'K
zegge Pauline, 'k en ben geen boffer,
En
'k ben met alles licht kontent;
Maar
dat ontwerp van Zollikoffer,
Is
de verschooninge van Gent.
Dat
spel zal ons bedienen,
Gezondheid
en gemak,
'k
Geloove 't, zei Pauline,
'k
gevoelt in mijnen zak.
…
In
de volgende tien stroofjes vertelt Pauline hoe slecht de gedwongen mobiliteit
wel niet is voor haar verkoop (Pauline heeft een winkeltje): ze verliest haar
klanten en de eetwaren die ze verkoopt, worden slecht. Uit het liedje komt
duidelijk naar voor hoe negatief de gevolgen van de verfraaiing van de stad wel
niet zijn voor de arbeiders. Uiteindelijk zijn de krotten die zo'n doorn in het
oog zijn van de gegoede burgers, wel hun woningen. De arbeiders worden uit hun
huisje, uit hun vertrouwde poortje gezet met een heleboel onzekerheid ...
Verder onderzoek naar de houding van JDB tegen het plan.
Zie: JDB begeert de Sint Michielsbrug (hoewel dat niet echt klopt, zie de vele etsen van de brug).
Verder onderzoek naar de houding van JDB tegen het plan.
Hij is in dit opzet geslaagd en schonk zodoende Gent
haar visitekaartje: het uitzicht vanop de Sint-Michielsbrug (gebouwd in 1905) op de drie torens. De Gentenaars
waren hierover niet te spreken, spottend noemde men de brug de dromedarisbrug
en een kunstenaar als Jules De Bruycker negeerde deze brug halsstarrig in zijn
etsen (te dateren omstreeks 1928!) die de Sint-Niklaaskerk voorstellen gezien
vanaf de Sint-Michielshelling. Armand Heins daarentegen werkte met volle teugen
mee aan het 'plan Braun'.
Zie: JDB begeert de Sint Michielsbrug (hoewel dat niet echt klopt, zie de vele etsen van de brug).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten