Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 11: Nieuwe Rotterdamsche Courant december 1921 - december 1922 · dbnl
"Hij zat in zijn hoekje te Londen, en hij gluurde."
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden
kunstenaars vaak gezien als mogelijke spionnen.
In Engeland ontstaat een paranoïde sfeer, zowel bij de
overheid als bij de bevolking.
Zelfs portretschilders werden verdacht vanuit de redenering
dat zij hun modellen – uit de elitaire kringen - konden afluisteren. In schilderijen
konden geheime informatie bevatten.
Voorbeelden: Een portretschilder als de van origine Hongaar Philip
de László portretteerde de elite. Men verdacht hem ervan dat hij belangrijke
mensen afluisterde. Een al even beroemd schilder Sir John Lavery werd gearresteerd en lang vastgehouden ondanks het feit dat
hij had ontvangen om buiten te schilderen. Tijdens het schilderen van dit
schilderij werd Lavery opgepakt en urenlang vastgehouden op verdenking van
spionage:
The Forth Bridge, Sir John Lavery, 1914. Bron:
nationalgalleries.org
“A view of the Forth Railway bridge from one of the banks of
the Forth estuary. Several warships are visible on the other side of the bridge
in the background and a smaller vessel is in motion towards the foreground.”
Men had schrik van mogelijk terrorisme. Iedereen kon
opgepakt worden en ondervraagd worden. De paranoia voor beelden groeide.
Er kwam zelfs een wet die het schilderen buitenshuis
verbood. ‘The Defence of the Realm Act’ (DORA) werd geïntroduceerd. Voortaan
was het verboden om buiten te schilderen en te tekenen, foto’s of beelden van
militaire constructies, havens etc.
bevatten immers informatie die de vijand kon gebruiken.
Kunst was verdacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten