woensdag 28 november 2018

Heins Armand



Armand Heins (1856-1938)

Blogspot Geert Van Damme.



De lijn Heins-Baertsoen-De Bruycker

Een andere Gentenaar die we bij de Société des Aquafortistes Belges aantreffen was de schilder Albert Baertsoen. Hij was tien jaar jonger dan Armand Heins en liet zich op een bepaald moment ontglippen in een brief aan Alfred Bastien (in: L.H., 1973: 1): Aan Armand Heins ben ik veel verschuldigd, aan hem en aan Delvin... Baertsoen zal twee jaar na Heins' etsdebuut debuteren binnen de Brusselse kunstvereniging L'Essor en zoals Heins ontwikkelt hij een voorliefde voor het Vlaamse en Zuid-Nederlandse landschap en een grote voorkeur voor Gentse stadsgezichten, waarbij hij vooral doffe en warme tonaliteiten gebruikt die van hem een kenmerkende Vlaamse impressionist maken. Van Bartsoens Au bord de la digue maakte Heins in 1892 een etsversie, waarbij Bergmans (1915: 101) noteert: Reproduction d'une esquisse d'Albert Baertsoen, appartenant à l'aquafortiste, et où celui-ci a essayé d'interpréter la couleur et les coups de pinceau de son modèle. In hetzelfde jaar zal Heins dan nog Baertsoens La Tamise à Londres onder handen nemen.




Omstreeks 1890 begon Baertsoen zich ook te interesseren voor de etstechiek en (Nagels, 1995: 7) zijn dramatisch belichte, meestal met bisterbruine inkt gedrukte stadsgezichten zijn eerder opgevat als een schilderij dan als een ets. Laat nu net Heins, dixit Bergmans, hetzelfde geprobeerd te hebben op basis van het werk van Baertsoen. Een aantal van Baertsoens etsen waren in 1904 te zien in het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Eén van de bezoekers was de 34-jarige Jules De Bruycker, die zich tot dan toe vooral met aquarel had bezig gehouden (Mussche, s.a. 16): Plots wordt dit voor De Bruycker, één van die oogenblikken, beklemmend en verrukkelijk meteen, die beslissen over het leven, één van die zeldzame momenten die in den grond geheel ons leven maken. Hij staat daar vóór hem als de openbaring van zijn taak; als de inspiratie, waarover Nietzsche gejubileerd heeft, en die den mensch geen keuze laat. Hij zal etser worden [...] omdat hij van dit zelfde uur af niets anders meer kan. Zoals Armand Heins twintig (!) jaar voor hem kon ook De Bruycker zich niet wenden tot de Gentse Academie, er was nog steeds geen cursus grafiek, en De Bruycker wendde zich tot de schilder en etser Fritz Van Loo. Heins had het ooit moeten leren uit een handboek van de Parijse uitgever Roret.

Stadsvernieuwing


Voor Braun was het Zollikofer-De Vigneplan maar het begin geweest. De doorsteek van het Zuidkwartier naar het centrum mocht dan wel verwezenlijkt zijn, in de praktijk liep het verkeer opnieuw vast in de stegen van het aloude hart van Gent. Op 13 mei 1896 spreekt hij zich hierover voor het eerst uit in een plenaire zitting van de gemeenteraad (in Capiteyn, 1988: 13): Ik heb slechts één wens: evenveel presteren als mijn voorganger, in zijn spoor wens ik verder te treden. Met dit doel bestudeer ik momenteel een project voor het vrijmaken van de Sint-Baafskathedraal, het Belfort en de Sint-Niklaaskerk. Wanneer ik daarin slaag, hoop ik dat men later van mij zal kunnen zeggen dat ik bijgedragen heb tot de ontwikkeling van de Gentse kunstzin en tot het behoud der Gentse monumenten. Hij is in dit opzet geslaagd en schonk zodoende Gent haar visitekaartje: het uitzicht vanop de Sint-Michielsbrug (gebouwd in 1905) op de drie torens. De Gentenaars waren hierover niet te spreken, spottend noemde men de brug de dromedarisbrug en een kunstenaar als Jules De Bruycker negeerde deze brug halsstarrig in zijn etsen (te dateren omstreeks 1928!) die de Sint-Niklaaskerk voorstellen gezien vanaf de Sint-Michielshelling. Armand Heins daarentegen werkte met volle teugen mee aan het 'plan Braun'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...