zondag 14 november 2021

Waeri

WIM CLAEYS

Nacht van de vuile liedjes

De Gentse volksliedtraditie is een reus met vele gezichten: Er zijn de sociaal geëngageerde liederen, er zijn de kluchten, er zijn carnavalsliedjes, straatliederen, filosofische liederen, noem maar op.

Maar Gent zou Gent niet zijn als er ook geen schat aan dubbelzinnige en ronduit scabreuze liederen zou zijn.

Wim Claeys gunt het publiek 1 keer per jaar, op de Gentse Feesten, een inkijk in de onderste lade van de Gentse liedjeskast, let een nacht vol vuile liedjes uit de Vetjes van Karel Waeri, caféliedjes, of schunnigheden van eigen makelij.
Rijkelijk overgoten met een smeuïge saus van vuile lollen.

Niet voor zuurpruimen en azijnpissers, en doe schoenen aan met een anti-slipzool, want ge zoudt kunnen uitslidderen van al het vet.






Van Damme, G. (2017a, februari 7). Karel Waeri (1842–1898), een biografische studie. Gandavum2 Online tijdschrift m.b.t. de Gentse stadsgeschiedenis. Geraadpleegd op 14 november 2021, van http://geertvandamme.blogspot.com/2017/02/


http://geertvandamme.blogspot.com/2017/02/ 

Ooggetuige Karel Van de Woestijne

Op een bepaald moment moet zich onder de toehoorders Karel Van de Woestijne bevonden hebben. In De Nieuwe Rotterdamsche Courant -waarvan Van de Woestijne tussen de jaren 1906 en 1928 Brussels correspondent was- roept hij namelijk in de editie van 2 december 1913 herinneringen op aan Karel Waeri (in: Het Volk, 02.10.1981):

Wij hadden indertijd in Gent een man, met de leukste der apentronies, oogjes als gezwollen krenten die schichtig schoten achter de brilglazen, een wijden wellustigen satersneus, en een smallen, aldoor sluwlachenden  mond die als een gapende houw liep van oor tot oor. In zijn langen, groenversleten gekleeden jas, liep hij 's zomers de 'guingettes' af van Gent's omstreken, waar de winkelburgerij gebakken aal en rijstepap gaat eten, den Zondagschen rustdag. Karel Waeri -aldus was zijn naam- haalde toen zijn viool uit hare kist, praeludeerde, en had onmiddellijk een gretig auditorium om zich heen. Want hij was de geboren gelegenheidsdichter, die de bijtende luimigheid bezat van den geboren polemist, en daarenboven gevoed en doorkneed was met de plaatselijke, de weinig-kieskeurige maar heftig-grootsche Gentsche beeldspraak en humor en de heldhaftig-kritische koppigheid, gepaard met de dwarsdrijvende waaghalzerij, die de grond zijn van het Gentsche karakter.

Karelke Waeri's viool kraste. Hij zong. En men drong om hem heen. Want wat hij zong had actueel belang: hij liet immers niets voorbijgaan van eenige betekenis, of berijmde het, kras en uitdrukkelijk, en altijd met voldoende peper en zout. En men luisterde. Het oordeel der toehoorders werd gevormd op Karelke's lied. En het is niet gewaagd te zeggen, dat hij aldus op de kleine burgerij meer invloed uitoefende dan al de Gentsche dagbladen samen.

Interessant wordt het om eens na te gaan op welk tijdstip Karel Van de Woestijne, Karel Waeri heeft zien optreden. Gezien het feit dat Waeri gestorven is in 1898 moet het logischerwijze vóór die datum zijn. Gezien Van de Woestijne is in 1878 nà die datum. Daar we moeilijk kunnen aannemen dat Van de Woesijne teruggaat tot zijn prilste jeugdherinneringen stellen we dat deze memorie pas nà zijn tiende jaar kan dateren. Dit brengt de begindatum op 1888 en de einddatum op 1898.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Daumier

Honoré Daumier, Het drama (ca 1860) (oil on canvas)