vrijdag 1 januari 2021

Guys


Constantin Guys (Vlissingen 1802 - Parijs 1892).

Baudelaire (1821-1867) beschreef Guys als "de schilder van het moderne leven"
in een essay waarin hij betoogde dat elk tijd een eigen schoonheid kent. Guys tekende en schildere o.a. het Parijse uitgaansleven in de 19de eeuw. 

Constatin Guys:
https://www.dbnl.org/tekst/_maa003198401_01/_maa003198401_01_0008.php


Guys: flaneur
https://www.newstatesman.com/culture/culture/2013/01/baudelaire-fl%C3%A2neur-born

He was the first flâneur, the city-dweller who is “interested in the whole world”. That quote is from what Roberto Calasso rightly deems Baudelaire’s finest prose work, “The Painter of Modern Life” (1863). His marvellous evocation of the painter Constantin Guys is of a dandy, a café-goer, a man who dislikes being called an artist and doesn’t sign his drawings but whose curiosity is the source of his genius. He is, Baudelaire writes, “a great lover of the crowd and of going incognito . . . who pushes his originality to the point of modesty . . . [R]ecently he asked me . . . to leave out his name ”.


Guys: moderne leven (https://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2558)

Het is er Constantin Guys – de ‘schilder van het moderne leven’ – om te doen “uit de mode te halen wat ze ‘poëtisch’ mag bevatten in het historische, het eeuwige te trekken uit het voorbijgaande”:“dégager de la mode ce qu’elle peut contenir de poétique dans l’historique” en “tirer l’éternel du transitoire”. Maar wat is “het eeuwige van het voorbijgaande”?

Het eeuwigheidsmoment van de moderne schoonheid wordt niet aan het vergankelijke toegevoegd maar – zo schrijft Baudelaire – uit het ‘transitoire’ getrokken. En elders schrijft hij dat de schilder een dichter wordt wanneer hij schildert “wat toevallige omstandigheden aan eeuwigs suggereren”.


PS
In De Droom van Baudelaire (1821-1867) beschrijft Calasso schilders die Baudelaire intrigeren: Ingres, Delacroix, Constantin Guys (1802-1892), Degas en Manet. 

Guys zou invloed gehad hebben op Gavarni (die soms naar zijn schetsen werkte), Manet (vrouwenportretten gelijken op de aquarellen van Guys), Toulouse-Lautrec etc. 
Hij wou per se anoniem blijven en weigerde alle aandacht voor zijn persoon.


Guys werd in Nederland weer bekend door de roman Au pair van Willem Frederik Hermans, waarin één van de hoofdpersonen monologen over deze kunstenaar houdt. 



De Loge

Constantin Guys is, voor Baudelaire, dé schilder van het moderne bestaan: veel meer dan Manet of Delacroix, zit Guys de werkelijkheid op de huid. Zijn rijtuigen, soldaten, ruiters en lichtekooien verhullen niets van de ondraaglijke betekenisloosheid van de moderniteit, van de louche schoonheid van de verveling. Guys tekent schaamteloos, ambitieloos, zonder enige referentie aan de klassieke kunstgeschiedenis. Niemand legt de oppervlakkige natuur der mensen zozeer bloot dan deze kleine tekenaar die de ‘Schone Natuur’ van de impressionisten veronachtzaamt en met snelle trekken het vluchtige, schimmige leven van de stad schetst. Behalve Delacroix misschien, wanneer die de grauwe, verfrommelde lakens van een leeg bed schildert. Maar dat werkje is een unicum in een groots œuvre, gedragen door een haast religieuze, wagneriaanse energie. Delacroix is, net als Stendhal, een sceptische aristocraat, weet Baudelaire: zijn elan verbergt een melancholische diepte. Baudelaire kende Delacroix persoonlijk, ze frequenteerden dezelfde kringen, ze balanceerden op de rand van dezelfde afgrond. De bastaardzoon van Talleyrand en de stiefzoon van generaal Aupick leken wellicht teveel op elkaar om bevriend te zijn: een stoïcijnse dandy verdraagt niet dat iemand hem doorziet.

Alexander Roose, Staalkaart.  



Ter inleiding

De Revisor. Jaargang 19 · dbnl
https://www.dbnl.org/tekst/_rev002199201_01/_rev002199201_01_0036.php

 

De dichter Charles Baudelaire was, zoals bekend, ook een produktief kunstkriticus en schreef in die hoedanigheid heel wat essays die nog steeds de moeite waard zijn. Met sommige, zoals bijvoorbeeld Richard Wagner et Tannhäuser, manifesteerde Baudelaire zich als een van de invloedrijkste smaakmakers van zijn tijd. Toch was er van deze essays tot voor kort - dat is nu gelukkig aan het veranderen - niets in vertaling te krijgen.
Pas na de dood van Baudelaire in 1867 werden ze gebundeld in Curiosités esthétiques en in L'art romantique. Het essay ‘Le peintre de la vie moderne’ geeft een goed beeld van Baudelaire als kunstbeschouwer en essayist. Het verscheen in 1863 in drie afleveringen in Figaro. De heer G., aan wiens werk het is gewijd, en die niet met name genoemd wilde worden, is de schilder Constant Guys. Helaas is het te omvangrijk om het hier in zijn geheel op te nemen. Daarom is uit de dertien hoofdstukjes waaruit het bestaat een keuze gemaakt. De volledige vertaling van dit essay zal dit jaar verschijnen bij uitgeverij Voetnoot.
 
 
 
Uit een  Brief  14/3/1943 (fragment)
Prof. Dr VERNIEUWE
 Mon Cher De Bruycker,

"Je lisais, tout récemment un article de ce… polisson de génie qu’est Colin*1. Il y parlait de Constantin Guys et disait : »Ce serait une déconcertante frivolité que de contempler le seul visage de tes modèles et leurs expressions superficielles. Car Guys*2 est le chroniqueur d’une époque, un des comptables de l’humanité". 
 

PS

As Constantin Guys said… ‘Anyone who is capable of being bored in a crowd is a blockhead'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...