Volkse types zoals met andere straatvegers op de
achtergrond
De ets BALAYEUR DE RUE (1906) (011-11A) (met twee andere straatvegers op de achtergrond).
De ets BALAYEUR DE RUE (1906) (011-11A) (met twee andere straatvegers op de achtergrond).
Recente informatie van John: er zouden twee platen zijn van deze ets.
In de ets BALAYEUR DE RUE (1906) (012) zijn de achtergrondpersonages verdwenen:
Er bestaat ook een aquarel van de straatveger en daar krijgt hij een naam: BALLAYEUR (Balayeur?) DE RUE "THEOPHILE" (A.045).
Uit: de zak van de straatveger een stukje papier: grand gala.
Zie ook: STRAATVEGER, (A.233) (CIRCA 1908) met 'BAL' ook te zien:
A.233 STRAATVEGER, CIRCA 1908
MSK Gent
Zie ook tekening:(checken of er nog een tekening bestaat van de vorige)
Beschrijving van dit werk door Karel Van de Woestijne:
Het aanvangs-werk dus van De Bruycker berustte op een
nihilistisch scepticisme en een spot-graag cynisme, dat zich uitte - ik zei het
u - in caricaturale aquarellen, waarvan ik er hier geen toonen kan, maar
waarvan de geest, en soms de figuren terug-komen in latere etsen, zooals bij
voorbeeld, dezen ‘Straat-veger’...
Gevoelt ge, welke harde moedwil, welk
blagueerend gebrek aan sympathie, welk wreed-spottende onverschilligheid hier
hebben medegewerkt aan de minutieuze weergave van wat hier leelijk is en grotesk?...
In een roman, waarvan me titel en auteurs-naam voor 't oogenblik ontgaan, komt
een personnage voor, die in elk zijden kleed den worm ziet kruipen uit wiens
draad de stof geweven werd, - en die zich innig verheugt om zulke
klaarziendheid. De Bruycker, toen hij dezen straat-veger etste, zal dergelijke
vreugde hebben gekend.
Bemerkt het meedoogenlooze genoegen, om 't gevatte,
vaste, handige neerzetten van den stakkerd: de stramme leden in de
modder-schoenen en strakke broek-pijpen, en de overgroote schaaps-leeren
wanten, en de mouwen van de vet-stijven jas; 't kreupel-gekromde lijf achter
den goren baaldoeken voorschoot en onder de uitermatelijke pet. Maar zie de
schrikkelijke, de sardonische vreugde om het hoofd, om dien kop waar de
juk-beenderen, de harde-hoeking van het kinne-bak, de indiepende holte aan de
slaap, het spitse stompje van een uitgekankerden neus, het puilen der oogen in
hun groote kassen, en de diep-gehouwen mond, waar tand-brokkelingen aan 't
pijpje bijten, - om dit spookige aangezicht waar het doods-hoofd achter
leeft... Geen greintje medelijden hier, geen menschelijke meegevoel, zelfs niet
van schrik, angst of walg: alleen eene secuur neergezette constatatie, zonder
andere meedeelbare gewaarwording dan de spottende zelf-schrijning om den durf,
dat men zooveel leelijks laat zien met alle mogelijke koel-bloedigheid.
Ik wil hier niet beweren, dat al het werk uit dien
tijd zou getuigen van even diep-gaande gevoels-negatie. Trouwens niet elk
onderwerp kan er zich toe....
PS
Types (als straatveger) verschijnen in de steden en inspireren kunstenaars. Daumier maakte er zelfs beelden van in brons. Zoals le Balayeur/Portier de Paris (ca 1840).
En een schilderij van Paul Gavarnie:
Litho van Paul Gavarnie in de reeks PHYSIONOMIES PARISIENNES
Geen opmerkingen:
Een reactie posten