zaterdag 4 augustus 2018

Balayeur Types




Volkse types zoals met andere straatvegers op de achtergrond 


De ets BALAYEUR DE RUE (1906)  (011-11A) (met twee andere straatvegers op de achtergrond). 
Recente informatie van John: er zouden twee platen zijn van deze ets.





In de ets BALAYEUR DE RUE (1906) (012) zijn de achtergrondpersonages verdwenen:





Er bestaat ook een aquarel van de straatveger en daar krijgt hij een naam: BALLAYEUR (Balayeur?) DE RUE "THEOPHILE" (A.045). 




 
 
Uit: de zak van de straatveger een stukje papier: grand gala.



Zie ook: STRAATVEGER, (A.233) (CIRCA 1908) met 'BAL' ook te zien:

 


 

 

Zie ook tekening:(checken of er nog een tekening bestaat van de vorige)







Beschrijving van dit werk door Karel Van de Woestijne:


Het aanvangs-werk dus van De Bruycker berustte op een nihilistisch scepticisme en een spot-graag cynisme, dat zich uitte - ik zei het u - in caricaturale aquarellen, waarvan ik er hier geen toonen kan, maar waarvan de geest, en soms de figuren terug-komen in latere etsen, zooals bij voorbeeld, dezen ‘Straat-veger’... 

Gevoelt ge, welke harde moedwil, welk blagueerend gebrek aan sympathie, welk wreed-spottende onverschilligheid hier hebben medegewerkt aan de minutieuze weergave van wat hier leelijk is en grotesk?... In een roman, waarvan me titel en auteurs-naam voor 't oogenblik ontgaan, komt een personnage voor, die in elk zijden kleed den worm ziet kruipen uit wiens draad de stof geweven werd, - en die zich innig verheugt om zulke klaarziendheid. De Bruycker, toen hij dezen straat-veger etste, zal dergelijke vreugde hebben gekend. 

Bemerkt het meedoogenlooze genoegen, om 't gevatte, vaste, handige neerzetten van den stakkerd: de stramme leden in de modder-schoenen en strakke broek-pijpen, en de overgroote schaaps-leeren wanten, en de mouwen van de vet-stijven jas; 't kreupel-gekromde lijf achter den goren baaldoeken voorschoot en onder de uitermatelijke pet. Maar zie de schrikkelijke, de sardonische vreugde om het hoofd, om dien kop waar de juk-beenderen, de harde-hoeking van het kinne-bak, de indiepende holte aan de slaap, het spitse stompje van een uitgekankerden neus, het puilen der oogen in hun groote kassen, en de diep-gehouwen mond, waar tand-brokkelingen aan 't pijpje bijten, - om dit spookige aangezicht waar het doods-hoofd achter leeft... Geen greintje medelijden hier, geen menschelijke meegevoel, zelfs niet van schrik, angst of walg: alleen eene secuur neergezette constatatie, zonder andere meedeelbare gewaarwording dan de spottende zelf-schrijning om den durf, dat men zooveel leelijks laat zien met alle mogelijke koel-bloedigheid.
 Ik wil hier niet beweren, dat al het werk uit dien tijd zou getuigen van even diep-gaande gevoels-negatie. Trouwens niet elk onderwerp kan er zich toe....



PS

 Types (als straatveger) verschijnen in de steden en inspireren kunstenaars. Daumier maakte er zelfs beelden van in brons. Zoals le Balayeur/Portier de Paris (ca 1840).



En een schilderij van Paul Gavarnie:
Litho van Paul Gavarnie in de reeks PHYSIONOMIES PARISIENNES 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...