Van Puyvelde, L. (1917). Het werk van de Belgische kunstenaars in ballingschap. Onze Kunst, 16, 46–60. https://www.dbnl.org/tekst/_onz021191701_01/_onz021191701_01.pdf
(46-60)
Boven alles echter wat de Belgen in dit opzicht voortgebracht hebben, stijgt het werk van Jules de Bruycker hoog uit(1). Ik spreek hier niet van zijn aangrijpende evocatie der verwoesting van Yperen, maar van zijn groote etsen De Loopgraaf en De Dood boven Vlaanderen,waarmee hij ons verrassen kwam op de tentoonstelling van Belgische kunst te Amsterdam. Deze etsen zijn kunstwerken van zuiverste gehalte: ze zijn haast volmaakt vanuitvoering, ze zinderen van kleurig licht en schaduwspel, ze overweldigen door hun levensgevoel, ze zijn monumentaal van vinding en beelding. Wat een brute kracht van verdelging in dien gepinhelmden dood, die met het hooge plompe onderlichaam nog recht staal in de Loopgraaf te midden van de verschrikking der lijken en, met het kleine hoofd vóór de opening, loert naar nieuwe offers.
Het andere werk, De Dood boven Vlaanderen, lijkt haast de verste sprong naar het bereikbare.
‘Weer klept dedood over Vlaanderen’. Is dit het ijselijk visioen van Vlaanderen's ondergang? Het land is kaal en de velden zijn gezwollenvan onuitdrukkelijk wee. Door de wegen, die loopgraven zijn, die oneindig uitgestrekte graven zijn, komen de drommen aangestuwd en ze dragen de duizenden dood en ter uitvaart in kisten, die als etterbuilen boven het gewonde aanschijn van het land uitpuilen. De geestelijke - ik zou haast zeggen het geestelijke- hangt aan een koord in de ruimte te hengelenen de geest van het kwade spoedt ten dienste. Op het bonkig gevaarte der duistere kathedraal troont, geweldig,de gruwbare dood, en, terwijl hij aan zijn knokkelbeenen zijn zware oorlogslaarzen over het landschap laat bengelen, houdt hij de klokke vooruit,waarmee de verdoemenis over het land wordt uitgeluid.
Hier is de fantast de Bruycker der Dickensiaansche grillige oude stadsbeelden de visionnaire uitbeelder geworden van den angst ,waaronder wij allen bevangen leven. De ruwe oorlog is op de deuren van zijn hart komen bonkenen zijn hart is opengegaan in mededoogen: zijn oogen, die schalksch waren, zijn nu opengesperd en kijken dieper en wijder. Hij let niet meer op het contingente, dat zijn vroeger werk alleen maar aardigheid bijbracht; zijn visie is grootsch, zijn geest is verruimd, zijn ontroering is geweldig, zelfs waar zijn modern scepticisme nog even grimlacht, en hij is bij machte een werk te scheppen, dat, als een uitbeelding van dezen tijd, den tijd zal overleven.
Dit werk van Jules De Bruycker is tot nog toe vrijwel het eenige Belgisch oorlogswerk, dat van blijvenden aard is. Niet eenieder is opgewassen om een heldere visie te hebben van het groote wereldgebeuren, dat wij belevenen de diepe aandoening, die hij ervan ondergaat, in schoonen plastischen vorm om te zetten. Zij, die ons een echt kunstrijke aanschouwing zullen geven van den verschrikkelijken rampspoed, die over de Belgen neergekomen is, zullen kunstenaars moeten wezen, die over meer dan verbeelding en kunde beschikken. Zij zullen ook een ruime enevenwichtige ziel moeten hebben, waarin zij den vollen vloed van levensstroomingen, die door onze volksmassa jaagt, kunnen opvatten, laten bezinken en cristalliseeren tot een werk, waarin de aangrijpende ontroeringskracht harmonieert met een stralende schoonheid. Leven er Belgische kunstenaars, die daartoe geniaal genoeg aangelegd zijn? Ik zal mij hoeden voor voorspellingen,maar wil niet ontkennen dat ik met vertrouwen zulk werk afwacht, wannee rik zie wat Jules de Bruyck erin dit opzicht voortbracht.
Een uitvoeriges tudie over De Bruycker zal eerlang in dit tijdschrift verschijnen, met afbeeldingen der hier besprokenwerken. RED.OnzeKunst.Jaargang16
Allen blijven zij al dus werken naar hun aard en trant. Jules de Bruycker's humor vindt zijn gading in de groezeling van verneukelde menschen bij de krollenwoningen te Londenen zijn lust naar de monumentalelijn en rhythmieken versmoezelde lichtspeling, die hij in ons oude Gent nooit genoeg kon botvieren,weet hij genoegdoening te verschaffen in het eerbiedwaardige Oxford.