vrijdag 21 december 2018

Karel Van de Woestijne in VW over ulanen




“Het is een koewachter, die is komen aankondigen, dat zij daar waren. Zij waren er al geweest, maar zij waren weer weggegaan. Dat waren er toen te paard. Er zijn er, die altijd wegloopen, als gij ze ziet. Dat zijn uhlanen. Maar er zijn er, die altijd maar vooruitrijden, en dat zijn de hoezaren. Maar nu was het voetvolk ook. De koewachter komt het zeggen. Wij vluchten allemaal naar de statie, maar de chef zegt, dat het te laat was, dat er geen treinen meer waren. Dan zijn wij over het dorp langs de bosschen gegaan, naar Scherpenheuvel, naar Sichem. 't Donderde kanonkogels. Wij hebben den heelen nacht op onzen buik gelegen, in de bosschen. 's Anderendaags zijn wij in Diest aangekomen. Dan ben ik met twee soldaten van de onzen naar huis eens gaan zien. Meneer, zij hadden al het bier opgezopen. De straten lagen een meter hoog van lijken. De lijken van de paarden stonken geweldig. Ze waren al aan 't graven... Ik had twee kruiken genever weggestopt in mijn ovenbuur. Die hadden de Duitschers niet gevonden. En zij wisten ook niet, dat ik het nieuwe beddegoed had weggestopt. Zij hadden den grooten spiegel stukgeslagen en geschoten in den Kruislievenheer, op de plaats waar het bloed loopt. De jenever heb ik meêgegeven aan onze soldaten. Nu zijn wij in Brussel.  

  Er was een Belgisch  soldaat  die geen  muts  meer  had, en die droeg  een  witten  stroohoed.  Eén zei mij: 't is allang  dat ik aan mijn kapitein  een Duitsche  helm  en een sabel  beloofd  heb; nu heb ik een uhlaan  doodgeschoten;  wilt gij den hoed  en den sabel  aan mijn kapitein  dragen?  Ik zeg: ja. Er waren  er die riepen:  hewel,  als gij terugkeert,  brengt  ons dan tabak  meê.  Ik ben den hoed  en den sabel  gaan  dragen.  Maar  veel tabak  heb ik niet kunnen  koopen: “

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bankbiljetten

  https://museum.nbb.be/sites/default/files/2022-08/Onze_biljetten_bestaan...149_jaar.pdf   “Zo kwam de Bank in 1939 terecht bij Jules De Br...